Hoofdstuk 8Internationale samenwerking en kennis, markt en innovatie

Klimaatadaptieve proeftuin Zernike Capmpus, Groningen, 2019

Nederland is de best beveiligde delta ter wereld en beschikt over veel kennis en ervaring, onder meer dankzij het Deltaprogramma. Daarmee wordt ons land internationaal gezien als een belangrijke kennispartner als het gaat om het vergroten van de weerbaarheid tegen klimaatverandering, betere waterveiligheid en waterzekerheid. Om gesteld te blijven staan voor de opgaven van het Deltaprogramma, blijft Nederland investeren in kennis, samenwerking met de markt en innovatie.

8.1 Internationale samenwerking

Het risico op overstromingen, droogte, wateroverlast of watervervuiling door de gevolgen van klimaatverandering - zoals zeespiegelstijging en meer extreem weer - neemt in veel landen toe. Nederland ondersteunt andere landen bij de complexe en urgente vraagstukken die hierdoor spelen, onder andere door de inzet van de internationale water­gezant. Jaarlijks komen tientallen internationale missies en delegaties op bezoek. De lessen uit het Deltaprogramma worden met deze bezoekers gedeeld, op maat en passend bij hun cultuur, instituties en beleid.

Samenwerking Deltalanden

Nederland werkt expliciet samen met overheden in vijftien deltalanden via het programma Partners voor Water, een onderdeel van de Nederlandse Internationale Waterambitie (NIWA). De Nederlandse overheid (waaronder het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en de Staf deltacommissaris) geeft op verzoek advies aan de inter­nationale partijen in die landen, met name op het gebied van de governance van het waterbeheer in deltagebieden. De afgelopen jaren heeft de staf bijgedragen aan de ontwikkeling en implementatie van deltaplannen op de Filipijnen (Masterplan Manilla Bay, verwachte oplevering begin 2021), in Bangladesh (Bangladesh Delta Plan) en in Vietnam (Mekong Delta Plan).

Global Center on Adaptation

Op 25 januari 2021 organiseert Nederland de Climate Adaptation Summit. Op deze online top zullen de deelnemers, onder wie regeringsleiders, bespreken op welke manier klimaatadaptatie wereldwijd concreet aangepakt wordt. Zij zullen daarbij gebruikmaken van de werkzaam­heden van de Global Commission on Adaptation (GCA), die sinds 2017 actief is en waarvan de minister van IenW lid is. De commissie zal acht action tracks presenteren, met voorstellen voor actieprogramma’s en partnerschappen. Er zijn action tracks over onder andere water, infrastructuur, voedsel, steden, nature based solutions en financiën. Naar verwachting zal bij de uitwerking van die afspraken het GCA een belangrijke rol gaan spelen.

Water Action Track

De Water Action Track (WAT) is in het leven geroepen om draagvlak te borgen en een concrete uitvoeringsagenda aan te jagen om de klimaatweerbaarheid in de wereld te vergroten in de periode tot 2030. De WAT zet in op het versnellen, opschalen en financieren van klimaatweerbaarheid in de wereld. In het jaar van actie (2020) hebben de Wereldbank, het World resources Institute, Global Center on Adaptation, Nederland en 25 andere partners zich gecommitteerd aan de gestelde doelen en committeringen gedaan voor de uitvoering ervan. Dit in de vorm van onderzoek en onder de WAT brengen van programma’s rond riviersystemen en kusten, steden en droge gebieden, en COVID-19 green recovery. De Nederlandse aanpak, opgedaan via het Deltaprogramma, levert belangrijke bouwstenen voor de WAT waarbij de Nederlandse kennis en ervaring wordt gedeeld via internationale platforms, coalities en regionale bijeenkomsten. De inzet is vooral gebaseerd op specifieke kennisvragen van de buitenlandse partners.

Internationale samenwerking Kennisprogramma Zeespiegelstijging

Zeespiegelstijging raakt niet alleen Nederland. Ook andere dichtbevolkte delta’s wereldwijd zijn kwetsbaar en moeten omgaan met de onzekerheden die spelen. In het kader van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging (zie paragraaf 2.4) zoekt Nederland daarom samenwerking met andere landen, de Global Commission on Adaptation en de Watergezant. Samenwerking met de landen rond de Noordzee is bijvoorbeeld van belang voor het meten van de zeespiegelstijging. Ook met andere landen is samenwerking van belang, bijvoorbeeld over het omgaan met onzekerheden en het verkennen van adaptieve strategieën. De samenwerking is het meest concreet met Vlaanderen en Engeland; er wordt ook samenwerking gezocht met Duitsland en Denemarken (Waddenzee).

Europa en Benelux

De nieuwe Europese Commissie heeft in december 2019 de Green Deal gepresenteerd. De daarin aangekondigde klimaatadaptatiestrategie is ook voor het Deltaprogramma van belang. In de Benelux wordt al een aantal jaren intensief samengewerkt aan de grensoverschrijdende aanpak van klimaatadaptatie, met name met betrekking tot volksgezondheid, transport en energie. In oktober 2019 heeft de Benelux een brief aan het Comité van Ministers gestuurd over het belang van het mainstreamen van klimaatadaptatie en rampenrisicoreductie in de grensoverschrijdende samenwerking.

Internationale riviercommissies

Zoetwatervoorziening is niet alleen een Nederlands vraagstuk. De agendering en de uitwerking van de internationale aanpak van de zoetwaterproblematiek vinden met name plaats in de internationale riviercommissies voor Rijn, Maas en Schelde.

Internationale samenwerking in het Rijnstroomgebied

De minister van IenW was op 13 februari 2020 voorzitter van de zestiende Ministersconferentie van de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR) in Amsterdam. Tijdens deze conferentie is het nieuwe programma Rijn 2040 vastgesteld dat als ondertitel heeft ‘De Rijn en zijn stroomgebied: duurzaam beheerd en klimaatbestendig’. Over een aantal onderwerpen zijn politieke afspraken gemaakt, die terugkomen in het programma Rijn 2040. Een van de doelstellingen is het reduceren van emissies in het water: een afname van 30% van microverontreinigingen, zoals resten van geneesmiddelen, industriële stoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Ook zijn afspraken met Frankrijk gemaakt om de drie resterende vismigratieknelpunten in de Duits-Franse Bovenrijn aan te pakken door bij de stuwen vispassages aan te leggen.

Laagwater is een relatief nieuw onderwerp dat door Nederland is aangedragen, mede naar aanleiding van de uitkomsten van de Beleidstafel Droogte. In het programma Rijn 2040 is dit als apart thema opgenomen, naast al bestaande thema’s als ecologie, chemische waterkwaliteit en hoogwaterveiligheid. Er wordt gewerkt aan gezamenlijke beoordelingscriteria en oplossingscriteria. Dit moet uiteindelijk resulteren in een gezamenlijke aanpak voor de omgang met de effecten van laagwatergebeurtenissen in het hele Rijnstroomgebied. Verdere uitwerking vindt plaats in nauwe samenwerking met het Deltaprogramma Zoetwater.

De Rijnlanden hebben afgesproken om vóór 2040 de overstromingsrisico’s met 15% te reduceren ten opzichte van 2020, bijvoorbeeld met retentiemaatregelen die zorgen voor waterstandsverlaging in bovenstrooms gebied. Nederland heeft als doel om in 2050 minimaal de basisbescherming tegen overstromingen te bieden en te voldoen aan de overstromingsnormen. Met de reductiedoelstelling spreken de Rijnlanden af om ook de komende twintig jaar te blijven investeren in hoogwaterveiligheid.

Internationale samenwerking in het Maasstroomgebied

Laagwater hoort bij een regenrivier en vormt een terugkerend verschijnsel in het Nederlandse Maasstroomgebied. In Nederland en Vlaanderen leidt laagwater regelmatig, ook bij normale zomers, tot problemen met de scheepvaart en de inname van water voor de drinkwatervoorziening. Dat komt doordat de Maas een regenafhankelijke rivier is en in vier waterstromen gesplitst wordt: het Vlaamse Albertkanaal, de Vlaamse en Noord-Brabantse Zuid-Willemsvaart, de Grensmaas en het Julianakanaal. Bij laagwater zijn de afvoeren in de afzonderlijke stromen heel klein. De economie van de benedenstroomse gebieden is afhankelijk van waterbeschikbaarheid en kwetsbaar voor watertekorten. Nederland en Vlaanderen sloten in 1995 een Maasafvoerverdrag voor een zo gelijk mogelijke verdeling van de rivierafvoer bij laagwater. Het streven is daarnaast om minimaal 10 m3/ s naar de Grensmaas of Gemeenschappelijke Maas te laten stromen, zodat de Natura 2000-gebieden niet droogvallen. Vlaanderen heeft een investeringsprogramma voor waterzuinige sluisdeuren en terugpompinstallaties, om zich ook bij bijzonder laagwater aan de afspraken uit het Maasafvoerverdrag te kunnen houden. De uitvoering van dit investeringsprogramma is nog niet afgerond.
Wallonië heeft het initiatief genomen om samen met Vlaanderen en Nederland afspraken te maken over het beheer bij laag water van een nieuwe Waalse beroepssluis, inclusief de waterkrachtcentrale bij Ternaaien (afsplitsing naar Zuid-Willemsvaart). Het Waalse beheer heeft mogelijk invloed op de waterverdeling tussen Vlaanderen en Nederland, waarbij met name het Vlaamse aandeel in het water risico’s loopt.

In het Duitse Maasstroomgebied liggen grote stuwmeren in de Eiffel die veel oplossen, maar in 2018 zakte het peil in die stuwmeren extreem. In de andere bovenstroomse delen van het Maasstroomgebied speelt het probleem van watertekorten ook minder, omdat (bijna) droogvallen daar vaker voorkomt of stuwmeren als buffer werken.

Het beperken van de schadelijke effecten van laagwater behoort tot het mandaat van de Internationale Maascommissie (IMC). In het internationale overkoepelende deel voor het stroomgebiedbeheerplan voor de Internationale Maas uit 2015 zijn taken voor de diverse IMC-werkgroepen op klimaatgebied benoemd die met (extreem) laagwaterproblemen samenhangen.
In 2019 is de werkgroep Kaderrichtlijn Water gestart met een rapportage over de invloed van laagwatersituaties op de toestand van de oppervlaktewaterlichamen langs de grenzen (waterkwaliteit) en de invloed op de gebruiksfuncties. In december 2020 verschijnt waarschijnlijk het Plan van aanpak extreem laag water voor de internationale Maas. Daarnaast krijgt de samenwerking met Duitsland - vooral met Noordrijn-Westfalen en het Wasserverband Ruhr en Eiffel - onder de Permanente Grenswatercommissie nadere invulling rond toekomstige waterschaarste en aanstaande veranderingen in het Duitse waterbeheer.

Internationale samenwerking in het Scheldestroomgebied

In juni 2016 hebben de delegatieleiders van het Scheldeverdrag van Gent een beslissing genomen over het werkplan voor de periode 2016-2021. Een eerste stap is het delen van de nationale aanpakken om waterschaarste te voorkomen. Vervolgens wordt een plan van aanpak gemaakt voor het beheer bij laagwater in het Scheldestroomgebied. Dit moet leiden tot een geaccordeerde strategie. Als onderdeel hiervan wordt ook gekeken naar de wenselijkheid van laagwaterberichtgeving, conform de aanpak in de Maas.

Vlaanderen heeft in 2017, 2018 en 2019 te maken gehad met ernstige droogteproblemen in het Scheldestroomgebied. Vlaanderen heeft een spoedaanpak ontwikkeld en Nederland gevraagd te participeren in het proces rond de uitwerking van het Vlaamse Afweegkader Waterschaarste (vergelijkbaar met de Nederlandse verdringingsreeks). Dit wordt in 2020 ingevuld door Waterschap De Dommel en de Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW). Door de coronacrisis is dit werkproces vertraagd.
Zoetwater is als thema opgenomen in de Agenda voor de Toekomst van de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie. Twee aspecten spelen een rol: het ecologisch belang voor de rivier en de regionale zoetwatervoorziening in het grensgebied van Zeeuws-Vlaanderen en Oost- en West-Vlaanderen.

Internationale samenwerking voor de Waddenzee

Sinds 1978 werken de overheden van Denemarken, Duitsland en Nederland samen om de Waddenzee als één ecologische eenheid te beschermen. Dat doen ze via de Trilaterale Samenwerking voor de Bescherming van de Waddenzee, of kortweg de Trilaterale Waddenzee-Samenwerking (TWSC). Voor Nederland zijn de ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) (trekkers) en IenW betrokken. Rijkswaterstaat participeert in overleggroepen. Het grondbeginsel (Guiding Principle) is “het verwezenlijken, voor zover mogelijk, van een natuurlijk en duurzaam ecosysteem, waarin natuurlijke processen op ongestoorde wijze kunnen plaatsvinden”. De samenwerking wordt ondersteund door het Trilateraal Waddensecretariaat (CWSS) en aangestuurd door de gemeenschappelijke Wadden Sea Board.

Sinds 1960 werken Nederland en Duitsland in het kader van het Eems-Dollard Verdrag samen in de Eemsmonding. Deze samenwerking krijgt invulling via de permanente Nederlands-Duitse Grenswaterencommissie (Eemscommissie) die ten minste eenmaal per jaar bijeenkomt. In 1996 zijn aan het verdrag bepalingen toegevoegd over water- en natuurbeheer in de Eemsmonding (Eems-Dollard milieuprotocol). In artikel 2 van dit milieuprotocol worden de taken beschreven die zijn toegewezen aan de Grenswaterencommissie; hiertoe behoren sinds 2000 ook taken voor de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water.

8.2 Kennis, markt en innovatie

De wateropgaven van het Deltaprogramma vragen een intensieve samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en bedrijven. Het gaat daarbij onder andere om het zoeken naar nieuwe type maatregelen en technieken waarmee de wateropgaven sneller, effectiever en mooier opgelost kunnen worden. De Kennisagenda Deltaprogramma 2021 geeft een geactualiseerd overzicht van de kennis­vragen en eventuele bijbehorende samenwerkingsverbanden. Het gaat ook om het verkennen van en wennen aan nieuwe vormen van samenwerking en coproductie, zowel tussen overheden en belanghebbenden als tussen maatschappelijke en zakelijke partners. Van belang daarbij is dat er een goede aansluiting is tussen opdrachtgevende partijen (overheden) en bedrijven en dat een goede uitwisseling van vragen en oplossingen tot stand komt en voorkomen wordt dat goede ideeën niet tot uitvoering komen. Het Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat (NKWK) biedt in verschillende onderzoekslijnen kansen voor deze vorm van samenwerking, bijvoorbeeld in de onderzoekslijnen Markerwadden, Kustgenese, Rivieren, Klimaatbestendige Stad en Water&Energie/Aquathermie. De gebruikelijke jaarlijkse NKWK-conferentie is vanwege de corona-maatregelen vervallen en wordt weer georganiseerd in het voorjaar van 2021.

Voor een adequate aanpak van de wateropgaven is meer en meer een integrale aanpak met andere maatschappelijke ontwikkelingen en transities nodig. Denk daarbij aan de ontwikkelingen in de landbouw (omgaan met droogte, veeteelt), de woningbouwopgave, de vraag naar duurzame energie en herstel van biodiversiteit. Meekoppelen met deze ontwikkelingen biedt wederzijds kansen voor innovatieve oplossingen met maatschappelijk meerwaarde. Dat vereist een samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en bedrijven vanaf een zo vroeg mogelijk stadium, als er nog ruimte is voor een gesprek over verschillende typen oplossingen in plaats van over ontwerpvarianten voor een reeds gekozen oplossing. De Kennis- en Innovatiecontracten (KIC’s) van de Topsector Water en Maritiem bieden hiervoor nieuwe kansen. NKWK en Topsector Water & Maritiem gaan de komende maanden samen identificeren voor welke onderwerpen en op welke wijze deze verbeterde en geïntensiveerde vorm van samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven invulling gegeven kan worden.