Hoofdstuk 2Zesjaarlijkse herijking
Nieuwe Driemanspolder, waterberging in combinatie met natuur en recreatie tussen Zoetermeer, Den Haag-Leidschenveen en Leidschendam-Voorburg, juni 2020
Nieuwe Driemanspolder, waterberging in combinatie met natuur en recreatie tussen Zoetermeer, Den Haag-Leidschenveen en Leidschendam-Voorburg, juni 2020
Het Deltaprogramma volgt een adaptieve aanpak: de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën worden aangepast als nieuwe ontwikkelingen en inzichten daar aanleiding toe geven. Dat gebeurt op een systematische manier. Iedere zes jaar vindt een herijking plaats. Dit Deltaprogramma geeft het resultaat van de eerste zesjaarlijkse herijking.
De eerste zesjaarlijkse herijking van het Deltaprogramma leidt tot de volgende algemene conclusie:
De deltacommissaris stelt het volgende voor:
De deltabeslissing Waterveiligheid
blijft onveranderd van kracht. Het hoofddoel blijft staan: uiterlijk in
2050 heeft iedereen in Nederland achter een primaire waterkering ten
minste een beschermingsniveau van 10-5 (kans op overlijden door een
overstroming is niet groter dan 1:100.000 per jaar).
De deltabeslissing Zoetwater
krijgt een zoetwaterdoel voor 2050: Nederland is in 2050 weerbaar tegen
zoetwatertekort. Het proces van waterbeschikbaarheid brengt in beeld
wanneer sprake is van watertekort en wat mogelijk is om weerbaarder te
worden. De voorkeursvolgorde voor maatregelen - 1. zuinig
zijn, 2. beter vasthouden en 3. slimmer verdelen - is uitgebreid met een
vierde stap: schade accepteren. Uitgangspunt daarbij is dat in de
ruimtelijke inrichting beter rekening wordt gehouden met de
zoetwaterbeschikbaarheid en dat watergebruikers zuinig omgaan met
water. De nationale strategie is aangevuld met water slimmer vasthouden
en verdelen in het hoofdwatersysteem (Klimaatbestendige
zoetwatervoorziening hoofdwatersysteem) en een transitie naar actief
grondwatervoorraadbeheer op de Hoge Zandgronden.
De deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie
krijgt concrete tussendoelen op weg naar een klimaatbestendige en
waterrobuuste inrichting in 2050, om beter te kunnen sturen op de
uitvoering en om ruimtelijke adaptatie beter te kunnen borgen in
omgevingsvisies. De inzet voor vitale en kwetsbare functies wordt
verbreed: deze moeten in 2050 niet alleen beter bestand zijn tegen
overstromingen, maar ook tegen wateroverlast, hitte en droogte.
De deltabeslissingen Rijn-Maasdelta en IJsselmeergebied en de voorkeursstrategieën
krijgen verschillende nieuwe accenten. Nieuw voor het IJsselmeergebied
is dat de optie om het gemiddelde winterpeil na 2050 beperkt te laten
meestijgen, niet alleen voor het IJsselmeer geldt, maar ook voor het
Markermeer. Nieuw inzicht is dat de pieken in het meerpeil zullen
stijgen door zeespiegelstijging. Kleine, vaak voorkomende pieken kunnen
worden opgevangen met de combinatie van spuien en pompen. Grote, minder
vaak voorkomende pieken worden meegenomen in dijkversterkingen.
Belangrijke toevoeging voor Rijnmond-Drechtsteden is dat het onderzoek
naar vervanging van de Maeslantkering het karakter krijgt van een
bredere bovenregionale systeemanalyse, waarbij zowel afsluitbare open
varianten als gesloten varianten verkend worden. Voor de Rijn en de Maas
loopt het Programma Integraal Riviermanagement (IRM). De herijkte
strategie voor de rivieren is in 2021 in ontwerp gereed en wordt in 2022
definitief vastgesteld, op basis van het voorkeursalternatief voor IRM.
In de Zuidwestelijke Delta wordt meer ruimte geboden voor herstel van
estuariene natuur, waaronder het terugbrengen van de natuurlijke
(getijden)dynamiek. Als onderdeel van het toekomstbestendig maken van
het beheer van de Oosterscheldekering worden structurele plaat- en
vooroeversuppleties en (innovatieve) dijkversterkingen ingezet voor het
bestrijden van de erosie van het intergetijdengebied.
In de voorkeursstrategie voor de Kust zijn de kustparels vervangen
door een standaard aanpak voor het verbinden van waterveiligheid en
ruimtelijke ambities die voor de hele kust geldt. De voorkeursstrategie
voor het Waddengebied richt zich op intensivering van het onderzoek naar
de gevolgen van zeespiegelstijging op het zandige systeem, met aandacht
voor zandsuppleties en biobouwers - voor versnelling van sedimentatie -
en het benutten van voorlanden voor golfreductie. Op de Hoge
Zandgronden krijgt de transitie naar actief grondwaterbeheer een impuls,
op lokaal en regionaal niveau. Daarbij worden de opgaven voor
waterbeschikbaarheid en ruimtelijke adaptatie in samenhang opgepakt.
De voorstellen voor de herijkte deltabeslissingen en voorkeursstrategieën en een toelichting op de aanpassingen zijn te vinden in de hoofdstukken 3 t/m 6.
Binnen dertig jaar moet een groot aantal maatregelen zijn uitgevoerd om de doelen voor waterveiligheid, zoetwater en ruimtelijke adaptatie te behalen. Dat vraagt grote slagkracht, met name van alle overheden. Tussen nu en 2050 moet bijvoorbeeld ieder jaar gemiddeld 50 kilometer dijkversterking gereedkomen. Daarom is het van groot belang dat de partners in het Hoogwaterbeschermingsprogramma alles in het werk stellen om vertragingen te voorkomen. Voor zoetwater en ruimtelijke adaptatie gaat het om een veelheid aan grotere en kleinere maatregelen, in het watersysteem, in het landelijk gebied en de stedelijke omgeving. Om goed te kunnen sturen op de voortgang is het noodzakelijk de kwalitatieve einddoelen te vertalen in concrete tussendoelen.
Er zijn serieuze signalen dat de zeespiegel in de loop van deze eeuw sneller kan gaan stijgen*. Als dat gebeurt, heeft dat grote gevolgen voor de benodigde maatregelen, in ieder geval voor waterveiligheid, maar ook voor zoetwater, waterafvoer en ruimtelijke adaptatie. Het is noodzakelijk dat de samenwerkende partijen in het Deltaprogramma nu al het vizier richten op die langetermijnopgave en de voorbereiding van mogelijk grote keuzen en andere partijen daarbij betrekken. Dat past in de adaptieve werkwijze van het Deltaprogramma. De kennis die daarvoor nodig is, komt voort uit het Kennisprogramma Zeespiegelstijging (zie ook paragraaf 2.4).
De eerste zesjaarlijkse herijking (mei 2018 tot mei 2020) is in vier fasen tot stand gekomen:
In deze fase is geïnventariseerd welke nieuwe ontwikkelingen en eventueel verouderde aannames mogelijk aanleiding waren voor aanpassing van deltabeslissingen of voorkeursstrategieën. De Signaalgroep Deltaprogramma heeft een lichte review uitgevoerd op deze inventarisatie.* Het resultaat was een ‘herijkingsagenda’ per deltabeslissing en voorkeursstrategie.
Als tweede stap zijn de consequenties van de nieuwe ontwikkelingen en verouderde aannames onderzocht. Daarna is benoemd voor welke onderdelen van een deltabeslissing of voorkeursstrategie aanscherpingen of aanpassingen nodig waren en zijn waar nodig opties voor aanpassingen ontwikkeld.
In fase 3 zijn de aanpassingen en opties verder uitgewerkt en de effecten (voor- en nadelen, waaronder de milieueffecten*) van deze aanpassingen in beeld gebracht. Dat heeft geresulteerd in voorstellen voor aanscherping of aanpassing per deltabeslissing en voorkeursstrategie en in synthesedocumenten met de onderbouwing van die aanpassingen en in het rapport Milieueffectbeoordeling Deltaprogramma 2021.
De laatste fase was besluitvorming over voorstellen voor aanpassing van deltabeslissingen en voorkeursstrategieën in de nationale Stuurgroep Deltaprogramma. De synthesedocumenten zijn gereviewd door een onafhankelijke wetenschappelijke commissie en waar nodig aangevuld.* De besluitvorming over de aanpassingen is voorbereid in de thematische en regionale stuurgroepen.
Het eindresultaat van de zesjaarlijkse herijking is het voorstel voor herijkte deltabeslissingen en strategieën in het voorliggende Deltaprogramma 2021. De deltacommissaris stelt voor dat het Rijk en de regionale overheden deze verankeren in respectievelijk het nog vast te stellen Nationaal Waterprogramma 2022-2027 en regionale beleidsplannen. Conform de Waterwet zullen de jaarlijkse Deltaprogramma’s zichtbaar maken hoe aan de doelstellingen van het Nationaal Waterprogramma wordt bijgedragen.
Achtergronddocument C gaat dieper in op het proces van de herijking.
De opgaven van het Deltaprogramma zijn voor een belangrijk deel ook ruimtelijke opgaven. Dat wordt inmiddels breed onderkend. De maatregelen voor waterveiligheid, zoetwater en ruimtelijke adaptatie hebben bijna allemaal een ruimtelijke component. De benodigde maatregelen beperken zich niet tot het watersysteem, ook in het stedelijk en landelijk gebied zijn aanpassingen nodig in de ruimtelijke inrichting. Om efficiënt ruimtegebruik te stimuleren is het benutten van meekoppelkansen al vanaf Deltaprogramma 2015 een ambitie. Verschillende evaluaties hebben sinds die tijd benadrukt dat een integrale aanpak nog meer aandacht vraagt. Ook in het recente advies van de Beleidstafel Droogte (2019) komt dat terug. De komende tijd gaat het Deltaprogramma daarom de integrale aanpak via drie routes versterken:
De maatregelen van het Deltaprogramma vragen ruimte, bijvoorbeeld voor dijkversterkingen, rivierverruiming of de aanleg van waterberging. Voor alle ruimtelijke opgaven geldt dat een integrale aanpak een voorwaarde is om alle maatregelen een plaats te kunnen geven. Dat betekent: bij het ontwerp en de uitvoering van maatregelen zoveel mogelijk ook inspelen op andere opgaven die in het betreffende gebied spelen. De maatregelen uit het Deltaprogramma kunnen bijvoorbeeld bijdragen aan opgaven voor natuur, economie en ruimtelijke kwaliteit. Andersom stellen de opgaven van het Deltaprogramma eisen of randvoorwaarden aan andere ruimtelijke ontwikkelingen, zoals het beperken van schade en slachtoffers door overstromingen en extreem weer, de transitie naar ander grondgebruik in de landbouw om de kwetsbaarheid voor droogte en verzilting te verminderen en serieus aandacht geven aan het beperken van overstromingsrisico’s bij de locatiekeuze voor woningen en andere fysieke investeringen.
Ruimtelijke samenhang doet zich met name voor bij de volgende visies, programma’s en transities:
De kern van de Omgevingswet is een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving. Water is een van de onderwerpen, naast onder meer ruimte, wonen, infrastructuur, cultureel erfgoed, milieu en natuur. Als de wet in werking treedt op 1 januari 2022 moet ook de Nationale Omgevingsvisie gereed zijn. Hierin geeft het Rijk zijn langetermijnvisie op de leefomgeving tot 2050, als basis voor integrale keuzes*. Het niet-afwentelen van problemen en het combineren van functies in een gebied zijn daarbij belangrijke principes. Onderdeel van de NOVI zijn de strategische hoofdlijnen van het waterbeleid. Daarnaast zet de NOVI het proces voort dat is ingezet met de Structuurvisie Ondergrond en de (actualisatie van) de Beleidsnota Drinkwater, onder meer gericht op het aanwijzen van aanvullende strategische watervoorraden en nationale grondwaterreserves, om ook op lange termijn te kunnen voldoen aan de vraag naar drinkwater.
Het Nationaal Waterprogramma 2022-2027 geeft de nadere uitwerking en uitvoering van de NOVI voor het nationale waterbeleid en het beheer voor de rijkswateren. Daarmee zal het programma de hoofdlijnen, principes en richting geven voor het omgaan met de uitdagingen voor onder meer de waterkwaliteit, de zoetwatervoorziening, de scheepvaart en de waterveiligheid inclusief cybersecurity. Het Rijk verankert hierin het rijksbeleid en beheer dat onder meer voortkomt uit de herijkte deltabeslissingen en voorkeursstrategieën.
Het Rijk wil in 2050 toekomstbestendige grote wateren met hoogwaardige natuur die goed samengaat met een krachtige economie. Dat gebeurt via de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW). Het streven is tot 2050 circa 33 maatregelen op een adaptieve, gebiedsgerichte en doelmatige manier uit te voeren. Daarmee ontstaat een stabiel en samenhangend ecologisch netwerk van de grote wateren en de inliggende natuur. De maatregelen worden ingepast in lopende gebiedsontwikkelingen, waaronder die van het Deltaprogramma. Maatregelen van de PAGW zijn onder meer te combineren met dijkversterkingen en maatregelen voor wateropvang en het vergroten van de grondwatervoorraad.
Een van de ambities van de NOVI is dat Nederland in 2050 een duurzame energievoorziening heeft. Die ambitie heeft verschillende raakvlakken met het Deltaprogramma. De energieproductie door windmolens op zee of andere wateren moet kunnen blijven functioneren bij waterpeilstijgingen en overstromingen. Elektriciteit en gas zijn vitale functies. De netbeheerders hebben de wettelijke plicht (Energiewet) hun netwerken te beschermen tegen invloeden van buitenaf (zoals overstromingen) om zo aan hun leveringsplicht te kunnen voldoen. Dit betekent dat de vitale objecten van elektra en gas (elektriciteitscentrales, hoogspanningsnetwerken, verdeelstations, gaswinning en -productie) in de toekomst waterrobuust zijn. Bij de verkenning van regionale deltastrategieën is het belangrijk om ook de verbinding te leggen met de Regionale Energiestrategieën die de dertig RES-regio’s ontwikkelen. Bij de transitie naar aardgasvrije wijken is het zaak de kans te benutten om de wijken meteen klimaatbestendig en waterrobuust in te richten.
Het Rijk werkt aan een structurele aanpak om de stikstofbelasting op Natura 2000-gebieden te verminderen, in lijn met de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit gebeurt enerzijds door herstel en versterking van de natuur en anderzijds door het terugdringen van de stikstofuitstoot. De inspanningen voor herstel van de natuur bieden kansen voor combinaties met opgaven van het Deltaprogramma om wateroverlast te bestrijden en de zoetwatervoorraad te versterken. De inspanningen voor het terugdringen van de stikstofuitstoot kunnen de voorbereiding, vergunningverlening en aanbesteding onder druk zetten. Dat kan tot vertragingen of andere uitvoeringsmethoden leiden bij de uitvoering van maatregelen voor het Deltaprogramma. Ook de aanpak van PFAS kan gevolgen hebben voor de planning van maatregelen uit het Deltaprogramma, met name bij maatregelen waarvoor grondverzet nodig is. De gevolgen van de coronacrisis komen daar nog bij.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) kiest voor een omschakeling naar kringlooplandbouw in 2030. Dat is nodig om de landbouw, tuinbouw en visserij nieuwe perspectieven te geven. Het is een omschakeling van verlaging van de kostprijs naar verlaging van het verbruik van grondstoffen en zorgvuldig beheer van bodem, water en natuur. Een gezond en goed functionerend bodem- en watersysteem vormt de basis voor kringlooplandbouw. De bodemvruchtbaarheid, die bepaald wordt door chemische, fysische en biologische eigenschappen, is van belang voor zowel de landbouwkundige productiefunctie als de biodiversiteit. Zonder vruchtbare bodem is het onmogelijk om voldoende voedsel te blijven produceren. Goede vochtvoorziening, ook in droge perioden, is nodig voor een optimale groei van gewassen. Van boeren wordt verwacht dat zij bij hun voedselproductie ook zuinig omgaan met water. Landbouwgronden met een gezonde bodemstructuur en voldoende organisch stof werken als sponzen: ze nemen in natte tijden veel water op en staan het water in droge perioden weer langzaam af. Zo draagt kringlooplandbouw bij aan klimaatadaptieve landbouw. In het actieprogramma Klimaatadaptieve landbouw zijn de handelingsopties voor ondernemers, ketenpartijen en overheden bij het omgaan met de vier trends ‘natter, droger, warmer en stijgend water’ en weersextremen verder uitgewerkt. Centraal daarbij staan de boer en het toekomstperspectief van zijn of haar bedrijf in relatie tot klimaatadaptatie.
De op participatie gerichte aanpak van de Omgevingswet is ook de standaardaanpak voor programma’s en projecten van het Deltaprogramma. Participatie is essentieel voor het Deltaprogramma: door de kennis, ideeën, ervaring en creativiteit van alle betrokkenen te benutten, ontstaan betere oplossingen. In het Deltaprogramma vindt participatie op drie verschillende niveaus plaats:
Op nationaal niveau heeft de focus binnen het Overlegorgaan voor de Fysieke Leefomgeving (OFL) zich na het uitbrengen van Deltaprogramma 2015 verlegd van het voorbereiden van landelijke beleidskeuzes naar vraagstukken over de uitvoering en de implementatie. De eerste zesjaarlijkse herijking laat zien dat de uitvoering onverminderd belangrijk blijft om de doelen voor 2050 te behalen, maar dat het daarnaast ook urgent is nu al verder vooruit te kijken en landelijke keuzes te bespreken voor de periode daarna. Landelijke keuzes zijn onder meer nodig voor het omgaan met de gevolgen van een mogelijk versnelde zeespiegelstijging na 2050, het programma Integraal Riviermanagement en de adviezen van de Beleidstafel Droogte.
Om tot goede landelijke keuzes te komen, hebben de deltacommissaris en het OFL afgesproken de komende jaren weer frequenter over het Deltaprogramma in gesprek te gaan en daarvoor een werkwijze te kiezen waarbij de maatschappelijke organisaties actief bijdragen door kennis te delen, van gedachten te wisselen en te adviseren.
Op alle niveaus blijft het Deltaprogramma overheden stimuleren om vroegtijdig andere (mogelijk) belanghebbenden en geïnteresseerden aan tafel uit te nodigen en ruimte te bieden voor nieuwe oplossingen die passen bij de opgave en de fase van het programma of het project. Door een proces van joint fact finding (gezamenlijke kennisontwikkeling) te organiseren, kunnen partijen gezamenlijk de beste oplossingen en bijbehorende financieringsbronnen voor een gebied of regio zoeken.
Deze paragraaf beschrijft Deltaprogramma-brede kennis- en onderzoeksprogramma’s die de komende zes jaar in uitvoering zijn. De specifieke kennisprojecten en activiteiten per deltabeslissing en voorkeursstrategie staan in de hoofdstukken 3 tot en met 6 en zijn gebundeld in de geactualiseerde Kennisagenda Deltaprogramma 2021 (Achtergronddocument E).
Een mogelijke versnelling van de zeespiegelstijging vanaf de tweede helft van deze eeuw is een potentiële existentiële bedreiging voor onze delta. Dit is het centrale aandachtspunt voor de tweede zesjaarlijkse herijkingsronde van het Deltaprogramma in de periode 2021-2026. Om in 2026 weloverwogen voorstellen te kunnen doen die leiden tot het al dan niet aanpassen van deltabeslissingen en voorkeursstrategieën is in 2019 het Kennisprogramma Zeespiegelstijging van start gegaan op initiatief van de minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en de deltacommissaris. De uitvoering en uitkomsten van het kennisprogramma bepalen in grote mate de agenda van het Deltaprogramma voor de komende zes jaar.
Het programma bestaat uit verschillende werksporen die onderdeel van het Deltaprogramma zijn en ook de gebruikelijke werkwijze van het Deltaprogramma volgen: de partners van het Deltaprogramma formuleren in een proces van joint fact finding samen met kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties de wateropgaven. Vervolgens verkennen ze mogelijke en kansrijke oplossingen en voorkeursoplossingen voor de korte en lange termijn. De jaarlijkse Deltaprogramma’s geven de voortgang weer.
Verschillende activiteiten zijn inmiddels gestart, waaronder overleg met Vlaanderen en de systeemverkenningen. In 2019 is een verkenning uitgevoerd van bestaande plannen en ideeën voor oplossingen voor de lange termijn. De verkenning laat zien dat bij een sterk stijgende zeespiegel vier oplossingsrichtingen mogelijk zijn: voortzetten van de huidige strategie van beschermen (met open of gesloten riviermondingen), een zeewaartse strategie en een strategie waarin geleidelijk wordt meebewogen met de zeespiegelstijging (ruimtelijk of verticaal). Uit deze vier mogelijke oplossingsrichtingen vloeien strategische keuzes voort voor het in stand houden van de huidige kustlijn, het al dan niet vrij afvoeren van rivierwater en het al dan niet tegengaan van de verzilting. De verkenning is een belangrijke bouwsteen voor het vervolgtraject van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging, zowel voor de gebiedsgerichte bijeenkomsten over langetermijnopties (spoor IV) als voor de Kennisagenda.
Op 5 maart 2020 heeft de eerste jaarlijkse Kennisprogramma Zeespiegelstijging-dag plaatsgevonden. Circa 140 aanwezigen kregen informatie over de opzet, organisatie en planning van de werkzaamheden. De conclusie was dat de samenwerking verbreed moet worden met andere sectoren en transities (landbouw, woningbouw, energie, natuur, cultureel erfgoed). Ook is afgesproken dat de regio’s en samenwerkende partners in het Deltaprogramma nu betrokken worden, zowel bij de systeemverkenningen (spoor II) als de langetermijnopties (Spoor IV). De werkzaamheden in de verschillende sporen zijn in 2020 nog voorbereidend van aard. In spoor IV ligt het accent op het verkennen van de synergie en frictie voor meekoppelen met andere ruimtelijke ontwikkelingen en maatschappelijke transities, het bepalen van de fysieke ruimte en de instrumenten die nodig zijn om toekomstige opties open te houden en het bepalen van de benodigde onderzoeken.
Door klimaatverandering en de mede daarmee samenhangende toename in watergebruik worden de opgaven voor zoetwater aanzienlijk groter. Onderzoeken op het gebied van zoetwater laten dit zien (zie paragraaf 4.3). Ook hebben de droge zomers van de afgelopen jaren nieuwe inzichten opgeleverd, bijvoorbeeld over het beheer van grondwatervoorraden op de Hoge Zandgronden en over verzilting in het IJsselmeer. In december 2019 deed de Beleidstafel Droogte agenderende aanbevelingen zoals een toets op een extreem droogtescenario en de ontwikkeling van toekomstperspectieven in de ruimtelijke inrichting, een verkenning naar de toepassing van drinkwaterrestricties in crisissituaties, en de kansen voor hergebruik van effluent van (rioolwater)zuiveringsinstallaties. Deze opgaven en aanbevelingen bepalen in belangrijke mate de (onderzoeks)agenda van het Deltaprogramma Zoetwater richting de volgende herijking.
De komende jaren vindt een herijking plaats van twee belangrijke methoden van het Deltaprogramma: ‘meten, weten, handelen’ (‘vinger aan de pols’ om tijdig bij te kunnen sturen op basis van de antwoorden op de vier bestuurlijke vragen*) en adaptief deltamanagement (voor het omgaan met een onzekere toekomst). Deze methoden worden in het Deltaprogramma gebruikt voor inhoudelijke ondersteuning van besluitvorming*. De resultaten van de eerste zesjaarlijkse herijking van deltabeslissingen en strategieën en eerder uitgevoerde interne evaluaties laten zien dat het wenselijk is deze methoden opnieuw te bezien en waar nodig aan te passen.
Op systeemniveau wordt bekeken of de resultaten van de inhoudelijke herijking - of andere ontwikkelingen - aanleiding zijn voor aanpassing van de methoden (systeemleren). Figuur 2 illustreert de samenhang tussen de drie typen leren die in het Deltaprogramma worden onderscheiden.
Voor het ondersteunen van de besluitvorming is het essentieel het kennisdomein te verbinden met het bestuurlijke domein. Het ‘systeemleren’ wordt gevoed door een periodieke kritische reflectie op de methoden die in het Deltaprogramma gebruikt worden voor het verbinden van het kennisdomein met het bestuurlijke domein. Gecheckt wordt of de huidige werkwijzen en institutionele setting nog adequaat zijn voor die verbinding en het inhoudelijk voeden van het besluitvormingsproces. Net als bij de inhoudelijke herijking wordt bij de methodologische herijking ook uitgegaan van een zesjaarlijkse ritmiek.
De vraagstukken waarop de herijking van de methoden zich richt, worden in beeld gebracht in afstemming met de programmabureaus van de thema’s en de gebieden van het Deltaprogramma en met de kennisinstituten die betrokken zijn bij het Deltaprogramma.
Bij de voorbereiding van Deltaprogramma 2021 zijn onder meer de volgende vraagstukken in beeld gekomen:
In Achtergronddocument C staat hoe de eerste herijking van deltabeslissingen en strategieën is uitgevoerd en hoe die zich verhoudt tot de herijking van de methoden die met het vaststellen van DP2021 van start gaat.
U kunt het Deltaprogramma 2021 zelf als pdf downloaden en printen, of u kunt geprinte en gebonden exemplaren bestellen