Hoofdstuk 5Ruimtelijke Adaptatie

Sterrenburgpark, klimaatbestendige ontmoetingsplaats en speelplek, Dordrecht, juli 2019

Nederland is als dichtbevolkt en grotendeels laaggelegen land kwetsbaar voor de gevolgen van extreem weer en klimaatverandering: wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen. Meer dan voorheen kan omvangrijke schade ontstaan in bebouwd en landelijk gebied. De kern van de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie is dat Nederland in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is ingericht.

5.1Voorstel herijking deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie

Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie

De deltacommissaris stelt de volgende herijkte deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie voor:

  • Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen herbevestigen de gezamenlijke ambitie dat Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht. Bij ruimtelijke (her)ontwikkelingen wordt voorkomen dat het risico op schade en slachtoffers door overstromingen of extreem weer verder toeneemt. Beheer en onderhoud worden zo uitgevoerd dat de kans op schade en slachtoffers - waar mogelijk - afneemt.
  • Tussendoelen (zie 5.2 kader Toelichting op de tussendoelen) geven de eerste stappen om tot de ambitie van een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting van Nederland in 2050 te komen:
    • Tussendoel 1: klimaatbestendig en waterrobuust inrichten is vanaf 2020 in al het beleid en handelen van de partijen een vast onderdeel.
    • Tussendoel 2: overheden analyseren de kwetsbaarheid van het eigen gebied met een stresstest (‘weten’), vertalen de resultaten van deze analyse in een risicodialoog met alle relevante (gebieds)partners naar een adaptatiestrategie met concrete doelen (‘willen’) en borgen de beleidsmatige en juridische doorwerking van deze ambitie (‘werken’) in een uitvoeringsagenda, overige programma’s, kaders en wet- en regelgeving. Deze cyclus is geen eenmalig proces, maar wordt periodiek doorlopen. De cyclus wordt eens in de zes jaar herhaald, of eerder als daar aanleiding voor is.
    • Tussendoel 3: klimaatbestendig en waterrobuust inrichten wordt geborgd in het beleid en handelen van alle overheden, zodat het onderdeel is van alle werkzaamheden in de ruimtelijke inrichting. Uiterlijk in 2022 zorgen provincies voor borging in de provinciale omgevingsvisies. Uiterlijk in 2024 zorgen gemeenten voor borging in gemeentelijke omgevingsvisies.
    • Tussendoel 4: uiterlijk eind 2021 zijn stresstesten uitgevoerd voor de nationale vitale en kwetsbare functies. Eind 2023 is een realistische ambitie geformuleerd en vastgelegd in beleid en toezicht of in een andere passende vorm.
  • De termen klimaatbestendig en waterrobuust worden in de deltabeslissing specifiek beschreven (zie 5.2. kader Klimaatbestendig en waterrobuust).
  • De betrokken partijen geven invulling aan de overeengekomen ambitie op basis van de eigen verantwoordelijkheden, bevoegdheden en mogelijkheden.
  • De overheden stimuleren en faciliteren ruimtelijke adaptatie door gezamenlijk kennis te ontwikkelen en die te delen, door samen te werken op lokale, regionale, nationale en internationale schaal en door meekoppelkansen te benutten.
  • De overheden voorkomen ontwrichting, door er samen met aanbieders en beheerders van vitale en kwetsbare infrastructuur voor te zorgen dat deze functies in 2050 beter bestand zijn tegen de gevolgen van overstromingen, en - indien relevant - ook tegen de gevolgen van wateroverlast, hitte en droogte.
  • De overheden zijn voorbereid op het handelen bij calamiteiten.
  • De zesjaarlijkse herijking van de deltabeslissing wordt steeds benut om de procesmatige en inhoudelijke voortgang te evalueren en waar nodig de uitvoering of de strategie bij te stellen.

Ruimtelijke adaptatie

De opgaven van het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie worden vergroot door diverse ontwikkelingen, zoals extremer weer, de mogelijk versnelde zeespiegelstijging en bodemdaling in delen van het land. Ook landgebruik en maatschappelijke en economische ontwikkelingen hebben veel invloed. Als maatregelen uitblijven, kan de schade in stedelijk gebied tot en met 2050 flink oplopen: bij voortzetting van de huidige klimaatverandering tot een bedrag tussen de € 33 en 87 miljard en bij toenemende klimaatverandering tot een bedrag tussen de € 55 en 124 miljard.* Voor vitale en kwetsbare functies, zoals energienetten en ziekenhuizen, is het nog belangrijker om beter bestand te worden tegen wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen. Bij deze functies kan niet alleen directe schade optreden, maar ook - vanwege onderlinge afhankelijkheden - omvangrijke vervolgschade.

Bij de ruimtelijke inrichting, keuzes in landgebruik, de locatiekeuze en de bouwwijze wordt vaak onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen van wateroverlast, hitte, droogte en overstromingen. Waterveiligheid wordt niet alleen door de aanleg en het onderhoud van dijken en waterkeringen bewerkstelligd, maar kan ook worden vergroot door in de ruimtelijke inrichting achter de dijken rekening te houden met eventuele overstromingen. Een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting moet ‘het nieuwe normaal’ worden. Dit is een flinke opgave, die bovendien verschilt van plaats tot plaats. Door de leefomgeving beter bestand te maken tegen klimaatverandering en extreme weerssituaties nemen risico’s af en kan de eventuele schade worden beperkt. Aanleg, gebruik, onderhoud, renovatie en beheer van openbare en private ruimte vallen onder de verantwoordelijkheid van veel partijen. Daarom moeten overheden, maatschappelijke organisaties, inwoners en bedrijven nauw samenwerken om het land klimaatbestendig en waterrobuust in te richten.

5.2Toelichting op de herijking

De urgentie van klimaatadaptatie is sinds de vorige deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie (in Deltaprogramma 2015) toegenomen. In de wetenschap van de grootte van de opgave, hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen de gezamenlijke ambitie herbevestigd dat Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht. Ze hebben hieraan in de afgelopen jaren uitwerking gegeven; er is een veelheid aan acties gestart. Zo is in de Nationale Woonagenda opgenomen dat nieuw te bouwen woningen klimaatbestendig dienen te worden opgeleverd.

Verspreid over Nederland zijn vele lokale initiatieven ontplooid die toewerken naar een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Na een tussentijdse evaluatie in 2017 van de voortgang van de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie is het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie ontwikkeld. Hierin staat welke versnelling, concretisering en intensivering nodig zijn om de doelen van de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie te bereiken. In het Deltaplan zijn zeven ambities en een aantal concrete acties benoemd. De methodische aanpak bestaat uit het uitvoeren van een stresstest (om kwetsbaarheden in beeld te brengen), het voeren van een risicodialoog (om de resultaten van de stresstest te bespreken en de ambitie te bepalen) en het opstellen van een uitvoeringsagenda (waarin maatregelen benoemd worden). Er is een landsdekkende indeling met 42 werkregio’s opgezet om hieraan te werken.

Ook wordt nog intensiever gewerkt aan kennisopbouw via onderzoeken, pilots en het delen van kennis. Via het Kennisportaal Ruimtelijke Adaptatie wordt alle informatie over dit onderwerp openbaar gemaakt en gedeeld. In het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie van 2018 hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen de afspraken uit het deltaplan herbevestigd en de intentie uitgesproken om financiële middelen in te zetten om tot versnelling van ruimtelijke adaptatie te komen.

Klimaatbestendig en waterrobuust

Een gebied is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht als onderstaande stappen doorlopen zijn:

  • De kwetsbaarheden voor extreme omstandigheden in een gebied, inclusief de vitale en kwetsbare functies, zijn bekend.
  • Betrokken overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven, beheerders en bewoners hebben - op basis van deze bekende kwetsbaarheid - gezamenlijk een ambitie vastgesteld, met oog voor lokaal en regionaal handelingsperspectief en vanuit een gedeeld beeld van de kosten en de baten.
  • Hieruit voortkomende acties zijn uitgevoerd.
  • ‘Klimaatbestendig en waterrobuust’ maken deel uit van het dagelijks en strategisch handelen. Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen wordt de klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting meegenomen in het watertoetsproces.
  • Niet alle kwetsbaarheden kunnen worden opgelost, er blijft voor alle thema’s een restrisico bestaan. Er wordt naar gestreefd dat het restrisico bekend en begrepen is - bij overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers.
  • De calamiteitenzorg en het herstelvermogen zijn aangepast aan de restrisico’s en burgers en bedrijven zijn bekend met hun persoonlijke handelings­perspectief in geval van een calamiteit.
  • De kwetsbaarheid van een gebied wordt opnieuw bekeken en zo nodig aangepast wanneer daar aanleiding voor is, op basis van ontwikkelingen van het klimaat of in de ruimtelijke inrichting. Dat gebeurt in ieder geval elke zes jaar.

Toelichting op de tussendoelen

De tussendoelen bieden handelingsperspectief in de periode tot 2050, het jaar waarin bereikt moet zijn dat Nederland klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht.

Tussendoel 1: In de vorige deltabeslissing staat dat klimaatbestendig en waterrobuust inrichten vanaf 2020 in al het beleid en handelen van de partijen een vast onderdeel is. Dit is bijna overal gerealiseerd. Aan verdere invulling en concretisering wordt de komende jaren gewerkt (zie tussendoel 3).

Tussendoel 2: Het herhalen van de cyclus kan nodig zijn bij ontwikkelingen en nieuwe inzichten op het gebied van het klimaat of de ruimtelijke inrichting. Voorbeelden hiervan zijn de nieuwe KNMI-klimaatscenario’s en ontwikkelingen zoals de energietransitie, woningbouwopgave en gebiedstransformatie, mobiliteitstransitie en kringlooplandbouw. Als zo’n aanleiding er in zes jaar tijd niet is geweest, wordt de cyclus opnieuw doorlopen.

Tussendoel 3: Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten wordt verder geborgd in beleid en handelen van alle overheden. De klimaatadaptatie-uitvoeringsagenda’s landen in de plannen van alle overheden. Denk hierbij aan alle nieuwe en bestaande visies, agenda’s, kaders, plannen, richtlijnen en wetgeving, omgevingsprogramma’s, water(beheer)programma’s, verordeningen, ruimtelijke projecten en plannen voor beheer en onderhoud, vervanging en renovatie. In deze plannen kunnen randvoorwaarden aan de ruimtelijke inrichting gesteld worden, zoals aan de locatiekeuze bij nieuwbouw of aan de wijze van bouwen of inrichten. Aandacht voor meekoppelkansen met andere ruimtelijke ontwikkelingen in de realisatie en het afstemmen van de programmering en planning is hierbij belangrijk. Uiterlijk in 2022 zorgen provincies voor borging van klimaatadaptatie in de provinciale omgevingsvisies. Uiterlijk in 2024 zorgen gemeenten voor borging van klimaatadaptatie in de gemeentelijke omgevingsvisies, (sectorale) programma’s en omgevingsplannen.

Tussendoel 4: Voor de nationale vitale en kwetsbare functies worden ook alle stappen van het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie doorlopen. Het Rijk heeft een systeemverantwoordelijkheid voor de nationale vitale en kwetsbare functies. Tot nu toe is alleen gekeken naar de kwetsbaarheid voor overstroming van deze functies. De kwetsbaarheidsanalyse voor de nationale vitale en kwetsbare functies wordt uitgebreid met wateroverlast, droogte en hitte. De stresstesten met de vier klimaatrisico’s zijn - voor zover dit nog niet is gedaan - uiterlijk eind 2021 gereed. Eind 2023 zijn op basis van een risicodialoog een ambitie en bijbehorende maatregelen in een uitvoeringsagenda geformuleerd en vastgelegd.

Vitale en kwetsbare functies

Voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting zijn de vitale en kwetsbare functies van belang. Op natio­naal niveau zijn dit de functies die cruciaal zijn voor de rampenbeheersing of die - als ze uitvallen - ernstige schade kunnen toebrengen aan mens, milieu of economie. Er kan niet alleen directe schade optreden, maar ook - vanwege hun onderlinge afhankelijkheden - omvangrijke vervolgschade. Het beter bestand maken van deze functies tegen de gevolgen van overstromingen, wateroverlast, droogte en hitte draagt bij aan het beperken van maatschappelijke ontwrichting. Uitval van nationale vitale en kwetsbare functies heeft namelijk uitstralende gevolgen, over lokale en regionale grenzen heen.

Het is belangrijk dat alle overheden en aanbieders (beheerders) van vitale en kwetsbare functies intensief samenwerken. Het doel is te komen tot een goede analyse van de kwetsbaarheid, een handelingsperspectief en een reële ambitie voor de klimaatbestendigheid en waterrobuustheid van de betreffende functie. De verantwoordelijkheid voor de 13 nationale vitale en kwetsbare functies* blijft bij het Rijk. Decentrale overheden kunnen aanvullende vitale of kwetsbare functies benoemen en daarvoor een eigen ambitie bepalen en maatregelen uitvoeren.

De globale analyse van overstromingsrisico’s heeft niet geleid tot een gedetailleerd inzicht in de netwerkgeoriënteerde functies zoals elektriciteit en telecom. Ook heeft de analyse niet het benodigde inzicht in cascade-effecten tussen de functies opgeleverd. Wel heeft de analyse het inzicht gegeven dat de focus moet liggen op de hele range van overstromingsscenario’s en niet alleen op de meest extreme. Ook is de bewustwording bij aanbieders toegenomen. In Achtergronddocument G staat een gedetailleerd overzicht van de stand van zaken van de vitale en kwetsbare functies.

Voor iedere vitale en kwetsbare functie is maatwerk nodig. Daarom worden in 2020 per functie kernteams gevormd waarin verantwoordelijke ministeries, netbeheerders en decentrale overheden deelnemen. De kernteams gaan informatievoorziening voor stresstesten en risicodialogen coördineren en organiseren. Samenwerking met de veiligheidsregio’s is hierbij van belang. Veiligheidsregio’s voeren ‘impactanalyses’ uit in het kader van het project WAVE2020 waarbij de kwetsbaarheden voor overstromingen en ernstige wateroverlast in beeld worden gebracht en handelingsperspectieven worden uitgewerkt om schade, slachtoffers en ontwrichting te beperken.

Diagram van Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie
Figuur 10 Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie

5.3Terugblik: de mijlpalen van de afgelopen zes jaar

De afgelopen zes jaar zijn onder meer de volgende resultaten en mijlpalen bereikt met de uitvoering van de delta­beslissing Ruimtelijke adaptatie:

1. In 2017 is het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie geïntroduceerd en in 2018 hebben de overheden het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie gesloten. In dit bestuursakkoord zijn de afspraken uit het deltaplan herbevestigd en is de intentie uitgesproken extra financiële middelen in te zetten.

2. De bewustwording over ruimtelijke adaptatie is op gang gebracht, mede door het extreme weer van de laatste jaren. In heel Nederland staat ruimtelijke adaptatie steeds vaker op de agenda’s van overheden, corporaties, inwoners, bedrijven en sectoren als de bouw.

3. Er is een structuur opgezet. Er zijn in Nederland 42 werkregio’s die in hun eigen gebied met diverse partijen samenwerken aan ruimtelijke adaptatie. Samen zijn de werkregio’s landsdekkend. Op een hoger schaalniveau zijn er zeven gebiedsoverleggen die de jaarlijkse rapportage over de voortgang door de werkregio’s faciliteren en ondersteunen. Soms slaan de werkregio’s op dit hogere schaalniveau de handen ineen bij de aanpak van ruimtelijke adaptatie, zoals in Zuid-Nederland en Oost-Nederland.

4. Om praktijkkennis op te doen en goede voorbeelden te delen, zijn impactprojecten uitgevoerd met financiële steun van het Stimuleringsprogramma. Via ‘pilots uitvoeringsprojecten’ is de uitvoering bij koplopers versneld en is de aanpak van urgente problematiek mogelijk gemaakt. Een bedrag van € 6,7 miljoen was beschikbaar voor procesondersteuning bij het uitvoeren van de drie eerste stappen van de cyclus. De opgedane kennis over de praktijk, het proces en de effectiviteit van maatregelen kan door andere overheden worden toegepast.

5. Het Kennisportaal bevat bijna honderd verschillende hulpmiddelen voor het faciliteren en ondersteunen van partijen die werken aan klimaatadaptatie. Het gaat onder meer om hulpmiddelen die door Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie en het Kennisprogramma NKWK-KBS zijn ontwikkeld, zoals de stresstesten, de Klimaateffectatlas, de Klimaatschadeschatter en de Toolbox Klimaatbestendige Stad.

6. In 2019 hebben gemeenten, waterschappen en provincies stresstesten uitgevoerd. Rijkswaterstaat en ProRail hebben in 2019 een eerste versie van de stresstesten uitgevoerd voor het hoofdwegennet en het spoorwegennet. In de stresstesten zijn de kwetsbaarheden voor wateroverlast, droogte, hitte en gevolgbeperking van overstromingen in beeld gebracht. In 2020 en 2021 bespreken overheden deze kwetsbaarheidsanalyse met een groot aantal partijen en bepalen ze welke risico’s er zijn en of deze al dan niet geaccepteerd worden (risicodialoog). Deze aanpak zorgt voor brede bewustwording, betrokkenheid en eigenaarschap. Voor de risicodialoog heeft het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie in 2019 de routekaart ontwikkeld. Omdat de maatregelen tegen corona effect hebben op de risicodialogen, verkennen de partijen in het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie de impact op de voortgang van de ambities uit het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie. Ze verwachten deze in de tweede helft van 2020 beter in beeld te hebben.

7. De Tweede en Eerste Kamer hebben in februari 2020 ingestemd* met een wijziging van de Waterwet om uit het Deltafonds bijdragen te kunnen verstrekken aan decentrale overheden voor het nemen van maatregelen tegen wateroverlast. De wijziging zorgt voor de grondslag onder de tijdelijke impulsregeling die op 1 januari 2021 in werking treedt.

5.4Agendering voor de komende zes jaar

Maatregelen en mijlpalen

De komende zes jaar gaan projecten en activiteiten in uitvoering om de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie te verwezenlijken. Het volledige overzicht van maatregelen, toegespitst op de zeven ambities, staat in het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie, zie paragraaf 5.2.

Enkele bijzondere mijlpalen:

  • Overheden stellen in 2020 en 2021 concrete uitvoeringsagenda’s op, met maatregelen die ze nemen om klimaatbestendig en waterrobuust te worden.
  • In 2021 lanceert het Rijk een tijdelijke impulsregeling om de versnelling van ruimtelijke adaptatie door decentrale overheden financieel te ondersteunen. Decentrale overheden kunnen via afstemming in de werkregio’s een bijdrage aanvragen voor het versneld uitvoeren van maatregelen.
  • Niet alleen overheden zetten de stap van bewustwording naar doen. Ook partijen als woningcorporaties, maatschappelijke organisaties en (bouw)bedrijven worden gestimuleerd om ‘klimaatbestendig en waterrobuust bouwen en inrichten’ als het ‘nieuwe normaal’ te zien. Dit geldt ook voor burgers, die aan het doel kunnen bijdragen door onder meer vergroening van hun tuinen en daken en het opvangen van regenwater.
  • Ruimtelijke adaptatie wordt vanaf 2020 verankerd in al het beleid en handelen - waaronder specifiek ook in alle omgevingsvisies van het Rijk (2020), provincies (2022) en gemeenten (2024) - en afgestemd met de waterschappen. Het is geen apart thema, maar een integraal onderdeel van een brede en iteratieve aanpak. De koppeling met andere ruimtelijke opgaven, zoals de woningbouwopgave, energietransitie, kringlooplandbouw, bodemdaling, biodiversiteit en mobiliteitstransitie wordt nadrukkelijk gelegd.
  • Ondersteuning en kennisdeling via het Kennisportaal Ruimtelijke Adaptatie en de Klimaateffectatlas worden voortgezet.
  • De wateropgaven in Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie (DPRA), Deltaprogramma Zoetwater (DPZW) en Deltaprogramma Waterveiligheid (DPWV) worden beter op elkaar afgestemd. De concrete maatregelen en oplossingen die in de regio afgewogen worden, dienen vaak meerdere doelen. Het bufferen van water op de hoge zandgronden helpt bijvoorbeeld tegen droogte, gaat wateroverlast tegen en bevordert de waterkwaliteit. Gezamenlijk ontwikkeld onderzoek, kennisdeling en hulpmiddelen leiden tot meekoppelkansen bij de uitvoering van maatregelen. Ook aan de financiële en bestuurlijke afstemming tussen Zoetwater en Ruimtelijke adaptatie wordt gewerkt. De samenwerking tussen DPRA en DPWV krijgt voornamelijk vorm in de meerlaagsveiligheidsaanpak en de mogelijkheid van slimme combinaties. Steeds moet worden gekeken in welke laag (overstroming voorkomen, schade beperken, crisis beheersen) een maatregel het meeste oplevert. Gevolgbeperkende maatregelen in de ruimtelijke inrichting moeten schade en slachtoffers bij een overstroming beperken en voorkomen dat de overstromingsrisico’s bij extra investeringen achter de primaire keringen te groot worden waardoor de keringen versterkt moeten worden.*

Iteratieve aanpak

Het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie kent een iteratieve aanpak. Er is veel kennis opgedaan in de eerste ronde van stresstesten, risicodialogen en het opstellen van uitvoeringsagenda’s in de periode 2018-2020. Dit proces heeft inzicht opgeleverd in de risico’s, handelingsperspectieven en maatregelen. Ook is de bewustwording toegenomen en worden afhankelijkheden en samenhang tussen sectoren en ontwikkelingen beter gezien. Het besef dat ruimtelijke adaptatie van iedereen is, is groeiende. Blijvende aandacht voor bewustwording is nodig. De beschrijving van de termen klimaatbestendig en waterrobuust biedt overheden, organisaties, bedrijven en inwoners houvast bij het nemen van maatregelen. De ontwikkelingen op het gebied van klimaat of ruimtelijke inrichting zorgen er echter voor dat het bepalen van de opgave om Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust ingericht te hebben, blijvend aandacht vraagt. Het bepalen van de ambities van willen, weten en werken is daarom een doorlopend proces.

Integraal werken aan ruimtelijke opgaven

Naast een uitvoeringsprogramma, met maatregelen om specifieke knelpunten op te lossen, is aandacht nodig voor klimaatadaptatie in alle dagelijkse en toekomstige werkzaamheden in de fysieke leefomgeving. Zo wordt klimaatadaptatie ‘het nieuwe normaal’. Door zoveel mogelijk mee te koppelen met bestaande of nieuwe opgaven, ontstaat stapsgewijs een nieuwe situatie. Door expliciet de relatie te zoeken met andere ruimtelijke ontwikkelingen - zoals de woningbouwopgave, energietransitie, kringlooplandbouw en mobiliteitstransitie - kan integraal werken in de regio gerealiseerd worden. Afstemmen van de programmering en planning van realisatie is hierbij belangrijk.

Kennis en onderzoek

De kennis over ruimtelijke adaptatie blijft up-to-date met de Kennisagenda van het Deltaprogramma. De kennisactiviteiten van het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie, de Nationale klimaatadaptatiestrategie en het Deltaprogramma Zoetwater worden ondergebracht in het Kennisprogramma Klimaatadaptatie. Ook worden relaties gelegd met andere relevante kennisprogramma’s, zoals het Kennisprogramma Zeespiegelstijging, het Nationaal

Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat (NKWK), de kennisprogramma’s klimaatadaptatie van andere ministeries (onder andere Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)) en van andere organisaties, zoals de Kennis- en Innovatieagenda Landbouw, Water en Voedsel in het kader van het Topsectorenbeleid. Ook is er een relatie met de uitvoerings­agenda van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) op het gebied van cultureel erfgoed, klimaatadaptatie, waterveiligheid en bodemdaling.

Gebiedsoverleg Zuid (RBOM/Platform DPRA Zuid) overweegt om de inliggende werkeenheden te ondersteunen door de inzet en voortgang van ruimtelijke adaptatie te monitoren.

Stadsgenese

Project Stadsgenese is een methode om de wordingsgeschiedenis van de stad te verbeelden en de rol die de ondergrond daarbij heeft gespeeld. Met 3D-beelden worden de ondergrond en waterhuishouding geanalyseerd, onder meer door referentiejaren met elkaar te vergelijken. De informatie is bijvoorbeeld te gebruiken om het watersysteem klimaat­bestendig te maken, passend bij de bodem en ondergrond en bebouwing.

Het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie is een gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk om Nederland klimaatbestendig en waterrobuust in te richten. Het deltaplan versnelt en intensiveert de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en de gevolgbeperking bij overstromingen door maatregelen in de ruimtelijke inrichting. Het Deltaplan is opgebouwd uit zeven ambities. Jaarlijks staat in het Deltaprogramma hoe het staat met de voortgang van de ambities. Die voortgang is deels gebaseerd op de acties die het programmateam Ruimtelijke adaptatie verricht en deels op de uitkomsten van monitoring bij de 42 werkregio’s.

5.5 Deltaplan Ruimtelijke adaptatie

Het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie is een gezamenlijk plan van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk om Nederland klimaatbestendig en waterrobuust in te richten. Het deltaplan versnelt en intensiveert de aanpak van wateroverlast, hittestress, droogte en de gevolgbeperking bij overstromingen door maatregelen in de ruimtelijke inrichting. Het Deltaplan is opgebouwd uit zeven ambities. Jaarlijks staat in het Deltaprogramma hoe het staat met de voortgang van de ambities. Die voortgang is deels gebaseerd op de acties die het programmateam Ruimtelijke adaptatie verricht en deels op de uitkomsten van monitoring bij de 42 werkregio’s.

5.5.1 Kwetsbaarheden in beeld

Inzicht in de kwetsbaarheid voor weersextremen en klimaat­verandering is de basis voor ruimtelijke adaptatie. Daarom hebben gemeenten, provincies, waterschappen en het Rijk in het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie afgesproken dat ze uiterlijk in 2019 samen met betrokkenen de kwets­baarheden in hun gebied in kaart brengen met een stres­stest. Ook bodemdaling krijgt aandacht in de stresstesten. Deze leveren daarmee inzicht in de impact van bodemdaling op wateroverlast en overstromingen en het effect van droogte en hitte op bodemdaling op lokaal en regionaal niveau. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat de ambitie in de werkregio’s is behaald.

De Klimaateffectatlas is een belangrijk hulpmiddel waarmee data kosteloos op maat worden aangeleverd. In 2020 vindt een update plaats. In 2020 is begonnen met het centraal vindbaar en inzich­telijk maken van de resultaten van de stresstesten. De resultaten zijn weergegeven op een kaart die te vinden is op www.ruimtelijkeadaptatie.nl.

Rijkswaterstaat en Prorail hebben in 2019 een eerste versie van de stresstesten uitgevoerd voor het hoofdwegennet en het spoorwegennet. De stresstesten voor het hoofd­­vaarwe­gennet en hoofdwatersysteem worden uitgevoerd in 2020 en 2021.

Kansenkaarten gevolgbeperking

In 2019 zijn kansenkaarten voor het beperken van de gevolgen van overstromingen ontwikkeld. Hiermee kunnen regionale partijen bepalen in welke gebieden gevolgbeperkende maatregelen kansrijk zijn en hierover in gesprek gaan in de risicodialoog. Er zijn twee kansenkaarten: een met kansrijke locaties voor het ‘beperken van schade via de ruimtelijke inrichting’ en een met kansrijke locaties voor het ‘beperken van slachtoffers via ruimtelijke inrichting’. De kaarten staan in de Klimaateffectatlas.

De cyclus van stresstest (weten), risicodialoog (willen) en uitvoeringsagenda (werken) wordt minimaal eens in de zes jaar herhaald, of zoveel eerder als nodig is, bijvoorbeeld als er ontwikkelingen zijn op het gebied van het klimaat of in de ruimtelijke inrichting.

Onderdeel van het Deltaprogramma is de nationale aanpak vitaal en kwetsbaar. In de afgelopen jaren is voor de 13 functies in beeld gebracht waar kwetsbaarheden voor overstromingen zijn (zie Achtergronddocument G). Eind 2021 moet die analyse ook voor hitte, droogte en wateroverlast zijn gedaan.

5.5.2 Risicodialogen en strategie opstellen

De risicodialoog is de stap tussen de stresstest en het maken van een uitvoeringsagenda. Tijdens een risicodialoog komen de kwetsbaarheden aan bod voor wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingsrisico’s. De deel­nemers maken afgewogen keuzes en komen tot ambities die kunnen worden beschreven in een klimaatadaptatiestrategie. Het is een proces-op-maat, dat bestaat uit meerdere gesprekken met allerlei partijen. Landelijk zijn geen richtlijnen voor de risicodialoog afgesproken, dit is maatwerk per gebied.

In het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie is afgesproken dat de risicodialogen uiterlijk in 2020 gevoerd zijn en minimaal iedere zes jaar plaatsvinden. In de voortgangsreportage geeft ruim 75% van de gemeenten, waterschappen en provincies aan dat de risicodialogen voor eind 2020 zijn gevoerd. Aan risicodialogen nemen vaak veel personen van diverse organisaties deel. Door de coronacrisis zijn deze bijeenkomsten onder druk komen te staan. Daar is begrip voor. De partijen in het Deltaprogramma verkennen wat de impact is op de voortgang van de ambities uit het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie. De verwachting is deze in de tweede helft van 2020 beter in beeld te hebben.
Ter ondersteuning van de overheden is eind 2019 de Routekaart risicodialoog gelanceerd. Deze helpt bij het bepalen van de route via drie stappen van de dialoog:
voorbereiden, gesprek voeren en afronden. Het instrument is geen blauwdruk of handleiding; het beantwoordt de meest voorkomende vragen en bevat praktische voorbeelden en tips. De Routekaart is het resultaat van vele bijeenkomsten en de actieve inzet van kennis en ervaring van gemeenten, waterschappen, provincies en andere partijen. Er was inbreng van een actieve gebruikersgroep en van deelnemers aan DPRA-werkregiobijeenkomsten, het Nationaal Congres Klimaatadaptatie, het Nationaal Deltacongres en vele bijeenkomsten in het land. De Routekaart beweegt mee met de ontwikkelingen en nieuwe inzichten. In de eerste helft van 2020 zijn diverse updates uitgevoerd. Het delen van kennis over en ervaringen met de risicodialoog gebeurt door middel van ‘georganiseerd leren’. Voorbeelden hiervan zijn webinars en werksessies.

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) voert in 2020 en 2021 risicodialogen voor het hoofdwegennet, spoorwegennet, hoofdvaarwegennet en het hoofdwatersysteem. In 2020 ligt de nadruk op de risicodialoog binnen IenW en in 2021 op de dialoog met de omgevingspartijen in het land. IenW werkt aan een eerste versie van een uitvoeringsagenda die eind 2020 gereed is en werkt deze in 2021 verder uit.

In de risicodialogen wordt over meer gesproken dan alleen de uitkomsten van de stresstesten: ook het fysieke en sociale domein spelen hierbij een rol. Daarnaast is het van belang om de verbinding te leggen met andere maatschappelijke opgaven en transities, onder meer op het gebied van wonen, energie, natuur, landbouw, cultuur en cultureel erfgoed. Het ministerie van LNV heeft in beeld gebracht welke maatregelen nodig zijn om natuur klimaatadaptief te maken en hoe natuur kan bijdragen aan klimaatadaptatie. Besloten is geen apart actieprogramma te starten voor de uitvoering van deze maatregelen, maar aan te sluiten bij bestaande trajecten en programma’s. Door deze maatregelen mee te nemen in de risicodialogen wordt gewerkt aan natuur die ook klimaatbestendig is. Het programmateam Ruimtelijke adaptatie ondersteunt het bouwen van lerende netwerken, waarin organisaties kennis en ervaringen over risicodialogen kunnen delen.

Risicodialoog in Borsele

Op initiatief van de gemeenteraad heeft de gemeente Borsele een risicodialoog over zoetwater uitgevoerd. Vakinhoudelijke ambtenaren hebben samen met veel verschillende (lokale) stakeholders voor zes casussen de mogelijkheden voor het vasthouden van zoetwater uitgewerkt. In werksessies zijn per casus de probleemstelling, mogelijke oplossingsrichtingen, betrokken partijen, financiën en verantwoordelijkheden besproken. De bijeenkomst was drukbezocht, wat aangeeft dat het onderwerp zoetwater belangrijk gevonden wordt. De kracht van deze risicodialoog was dat het initiatief uit de bevolking zelf kwam, onder andere van de fruittelers.

Risicodialogen Rhenen

Sinds 2014 heeft de gemeente Rhenen jaarlijks wateroverlast, hittestress en droogte ervaren. De gevolgen van weersextremen zijn letterlijk in kaart gebracht. In klimaatateliers zijn per kern de kansen en knelpunten besproken met inwoners, staande rond de kaarten, wat ook waardevolle gebiedskennis heeft opgeleverd. Dit heeft geleid tot meer begrip en draagvlak, maar ook tot een sterker gevoelde eigen verantwoordelijkheid. Een aantal betrokken Rhenenaren gaat anderen in hun omgeving informeren en stimuleren. Ook ambtelijk is het gesprek op gang gekomen. Ambtenaren binnen en buiten de gemeente en in de verschillende beleidsvelden weten elkaar beter te vinden en zien klimaat nu als onderdeel van hun werk. In 2019 is een risicodialoog gehouden met bestuurders van de overheden en organisaties als een GGD, woningbouwvereniging en Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. Dat heeft voor tien thema’s - zoals gezondheid, veiligheid en recreatie - een ambitie voor Rhenen opgeleverd die de basis vormt voor het integrale klimaatbeleid van de gemeente.

5.5.3 Opstellen uitvoeringsagenda’s

In uitvoeringsagenda’s worden per regio - lokaal of op grotere schaal - afspraken vastgelegd over wat, wanneer en door wie wordt uitgevoerd in de periode vanaf 2021. Het gaat daarbij onder meer om concrete maatregelen, acties gericht op het activeren van andere betrokkenen, borging in beleid en organisatie, bewustwording en nader onderzoek. Bijna 20% van de gemeenten, waterschappen en provincies geeft aan een uitvoeringsagenda te hebben vastgesteld voor wateroverlast. Voor hitte, droogte en overstromingen is dit in 10% van de gemeenten het geval. De corona-maatregelen hebben effect op de risicodialogen en daarmee ook op de totstandkoming van de uitvoeringsagenda's.

Uitvoeringsagenda Klimaatbestendig Groningen 2020-2024

Op basis van de stresstestresultaten uit 2018 heeft de gemeente Groningen in 2019 gewerkt aan een uitvoeringsagenda voor klimaatadaptatie. De agenda bevat niet alleen projecten, maar geeft de richting, prioriteiten en een ambitie. De prioriteiten voor de gemeente zijn met een risicobenadering in beeld gebracht. Hierbij is de rol van de lokale overheid in verschillende situaties in beeld gebracht en beoordeeld. Bij het opstellen van de agenda zijn ook strategische partners van de gemeente betrokken, zoals de waterschappen, de provincie, GGD en de veiligheidsregio. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft de uitvoeringsagenda in februari 2020 vastgesteld.

5.5.4 Meekoppelkansen benutten

Aan de werkregio’s is - in het kader van de monitoring - gevraagd om met een cijfer aan te geven in hoeverre er bij het maken van plannen rekening wordt gehouden met de effecten van klimaatverandering. Op een schaal van 1 tot 10 geven de respondenten hier gemiddeld ruim een 7 voor. Als het gaat om rekening houden met de effecten van klimaatverandering bij het opstellen van beheerplannen geven respondenten een 7,5.

Slim Koppelen Klimaatadaptatie voor gemeenten

In de Handreiking Slim Koppelen Klimaatadaptatie voor gemeenten (uitgebracht door het Nationaal Kennisprogramma Water en Klimaat, onderzoekslijn Klimaatbestendige Stad) staan mogelijkheden om klimaatadaptatie inhoudelijk en procesmatig te koppelen met drie grote opgaven: de energietransitie, de grote nieuwbouwopgave en de reguliere cyclus van groot onderhoud en renovatie van gebouwen en openbare ruimte. Groot onderhoud en renovatie lijken de grootste kansen voor een koppeling met klimaatadaptatie te bieden.

Klimaatadaptief verstedelijken: Metropoolregio Amsterdam en Zuidelijke Randstad

Rijk en beide regio’s ontwikkelen voor de Metropoolregio Amsterdam een gezamenlijke verstedelijkingsstrategie tot 2050. Voor de woningbouw in de Zuidelijke Randstad hebben ze een verstedelijkingsakkoord gesloten. Bij beide ontwikkelingen is klimaatadaptatie nadrukkelijk meegenomen als een van de ruimtelijke opgaven, naast opgaven voor wonen, werken, mobiliteit, landschap, verduurzaming en sociaal-maatschappelijke leefbaarheid. Via klimaatadaptatie heeft water een plaats gekregen op de ruimtelijk-economische agenda voor een internationaal concurrerende en leefbare regio.

Fietsenstalling als waterberging in Zwolle

De bouw van de nieuwe ondergrondse fietsenstalling (5500 fietsen) bij het NS-station van Zwolle is te benutten om de waterbergingscapaciteit te vergroten. Door de fietsenstalling waterrobuust te bouwen kan deze worden ingezet als tijdelijke wateropvang en wordt voorkomen dat bij hoosbuien water in de woningen en kantoren van de nabijgelegen vooroorlogse en versteende wijk Assendorp stroomt.

Meekoppelen met de energietransitie

In 2020 heeft het benutten van de meekoppelkansen van de energietransitie aandacht gekregen. Provincie Zuid-Holland heeft de folder ‘Hoe verbind je de energietransitie met klimaatadaptatie’ uitgebracht voor professionals die aan de RES’en werken. De folder stimuleert onder meer de koeltevraag mee te nemen bij de keuze voor warmtesystemen en na te denken over multifunctioneel gebruik van daken voorafgaand aan het plaatsen van zonnepanelen. Ook biedt de folder praktische tips voor het benutten van informatie uit de stresstesten (zoals de hittestresskaarten) bij het maken van keuzes voor de energietransitie. De folder heeft er onder meer toe geleid dat bij de bespreking van de RES’en in Provinciale Staten aandacht was voor de koeltevraag.

5.5.5 Stimuleren en faciliteren

De minister van IenW heeft in 2019 en 2020 € 20 miljoen ter beschikking gesteld voor het stimuleren en faciliteren van klimaatadaptatie. Daarvan is € 10 miljoen besteed aan pilots en € 5,7 miljoen aan procesondersteuning. Decentrale overheden hebben voor beide onderdelen minimaal de helft van de kosten zelf ingebracht. Ook zijn pilots ‘Financiële prikkels voor klimaatadaptatie op eigen terrein’ ondersteund. Na 2020 komen extra middelen beschikbaar via een tijdelijke impulsregeling. Daarnaast hebben meerdere decentrale overheden gezorgd voor het stimuleren en faciliteren van klimaatadaptatie.

Pilots uitvoeringsprojecten

Van de beschikbare € 20 miljoen is € 10 miljoen gereserveerd voor het ondersteunen van uitvoeringspilots. In 2019 waren drie pilots geselecteerd in Meerssen, de regio Utrecht en Groningen. In 2020 kwamen daar vijf pilots bij:

  • Klimaatrobuust Clausplein in Eindhoven
  • Klimaatplein Gasthoes en omgeving in Horst aan de Maas
  • Stadspark als natuurlijke klimaatbuffer in Dordrecht
  • Klimaatadaptatiemaatregelen met effectmonitoring voor vijf locaties in Gelderland
  • Aanleg stadsbeek in Enschede

De pilots leveren praktijkkennis op, die wordt gedeeld via kennisdagen, handreikingen en tools.

Impactprojecten

Via het Stimuleringsprogramma Ruimtelijke adaptatie worden sinds 2015 impactprojecten financieel ondersteund. Een impactproject is toonaangevend op het gebied van ruimtelijke adaptatie bij de realisatie van een klimaatbestendig gebied of rond een relevant thema. Impactprojecten dragen bij aan de ontwikkeling van een werkbare praktijk en bruikbaar instrumentarium. In 2019 en 2020 zijn de resultaten van de vierde tranche impactprojecten verspreid via de nieuwsbrief Ruimtelijke adaptatie en het Kennisportaal. De projecten hebben waardevolle kennis opgeleverd, bijvoorbeeld over het bereiken van een vruchtbare, intensieve samenwerking met belanghebbenden. Voorbeelden daarvan zijn de projecten ‘Design Thinking en Ruimtelijke Adaptatie’ in de provincie Noord-Brabant, ‘Risicodialoog voor een klimaatbestendige historische stad’ in Gouda en de ‘Risicodialoog zelf meten aan Hitte’ in Amersfoort.

Andere projecten laten zien hoe een ontwerp voor de stedelijke omgeving voldoende draagvlak kan krijgen. Voorbeelden hiervan zijn de projecten ‘Klimaatslimme verstedelijking’ in Rotterdam, Zwolle en Tilburg, ‘Instrument klimaatbestendig en duurzaam ontwikkelen’ in Gooise Meren en ‘Klimaatstraat Nieuwdorp’ in Borsele. Twee projecten leverden instrumenten op die goed te gebruiken zijn tijdens gesprekken over klimaatadaptatie. Dit zijn ‘Afwegingssystematiek voor waterrisico’s in het ruimtelijke domein’, gebruikt in steden als Rotterdam, Tilburg en Zwolle, en de ‘Wijkklimaat- en groenmonitor’ uit Groningen.

Het Living Lab Klimaatadaptatie Dordrecht laat zien hoe de resultaten van pilots breder toe te passen zijn. Het gaat vooral om ‘het organiseren van leren’, zo blijkt uit de ervaringen.

Tijdelijke impulsregeling

Het Rijk werkt aan een tijdelijke impulsregeling die decentrale overheden ondersteunt bij het versnellen van ruimtelijke adaptatie. Een wijziging van de Waterwet was nodig om uit het Deltafonds bijdragen te kunnen verstrekken aan decentrale overheden voor het nemen van maatregelen tegen wateroverlast, naast de maatregelen voor het bestrijden van overstromingen en droogte. Het parlement heeft hier in februari 2020 mee ingestemd.* De wijziging zorgt voor de grondslag onder de tijdelijke impulsregeling die op 1 januari 2021 in werking treedt. De minister van IenW heeft hiervoor een bedrag gereserveerd van € 200 miljoen. Met de decentrale overheden zijn criteria afgesproken op basis waarvan ze via de werkregio’s van 2021 tot en met 2023 een bijdrage kunnen aanvragen. De criteria en randvoorwaarden zijn: doelmatigheid en doeltreffendheid, cofinanciering, integraliteit (als pré), urgentie, haalbaarheid en legitimiteit (dat wil zeggen vallend binnen de kaders van DPRA en het Deltafonds). Bovendien moet onderbouwd worden welke versnelling bereikt wordt met de rijksbijdrage. Voor de aanvraag van een bijdrage dienen werkregio’s een maat­regelprogramma in voor de periode tot en met 2027.

Financiële prikkels voor klimaatadaptatie op privaat terrein

Er worden vier pilots uitgevoerd om inwoners en bedrijven te verleiden tot het nemen van groenblauwe maatregelen op eigen terrein. Son en Breugel experimenteert met financiële prikkels (subsidie en korting op rioolheffing) en gedragsinterventies in de gemeentelijke belastingbrieven om inwoners te verleiden hun regenpijpen af te koppelen. Het aantal afgekoppelde huishoudens steeg van 15 in 2018 naar 140 in 2019. Rucphen probeert de inwoners met subsidies te verleiden tuinen te vergroenen en regentonnen te plaatsen. Uit een gedragsanalyse blijkt dat de financiële prikkel belangrijk is, maar dat ook gemak en draagvlak voor het achterliggende doel belangrijke prikkels zijn om in actie te komen. Dordrecht voert een pilot uit op bedrijventerreinen en heeft de motivatie van ondernemers onderzocht. Rotterdam en Hoogheemraadschap van Delfland hebben gesprekken gevoerd met banken, verzekeraars, vastgoedinvesteerders en zorgverzekeraars over klimaatadaptatie. Dit heeft nieuwe inzichten opgeleverd, maar niet de ‘gouden oplossing’.

In 2020 zijn drie nieuwe pilots gestart: stadsdeel Amsterdam-West, gemeente Nissewaard en de regio Noord-Veluwe.

De resultaten van de pilots worden gebundeld in de Alliantie* financiële prikkels voor klimaatadaptatie op privaat terrein. In deze leeromgeving is veel aandacht voor het vergroten van de effectiviteit van financiële prikkels door slimme gedragsinterventies. Ook werkt de Alliantie aan een middel om de voorbereiding van politieke besluitvorming over financiële prikkels te ondersteunen. Ten slotte is er aandacht voor het toetsen en monitoren van groenblauwe maatregelen in wijken en op percelen (zie kader Vergroening van steden en dorpen).

Samen Klimaatbestendig

Platform Samen Klimaatbestendig heeft het afgelopen jaar actief bijgedragen aan het uitwisselen van ervaringskennis tussen decentrale overheden, private partijen en onderdelen van het Deltaprogramma. Dit levert nieuwe vragen en signalen op uit de praktijk van klimaatwerkers. Het platform organiseerde specifieke acties om woningcorporaties (excursies met de Groene Huisvesters), de tuin- en hoveniersbranche (omgaan met groeiende vraag) en bedrijventerreinen (ontsluiten goede voorbeelden) te stimuleren zelf aan klimaatadaptatie te werken. Deze acties bieden decentrale overheden kansen voor lokale en regionale versnelling. Voor verschillende thema’s is een leeromgeving klimaatbestendig gestart waar (praktijk)kennis wordt uitgewisseld en nieuwe inzichten kunnen worden ontwikkeld. Op deze manier bereikt de kennis van koplopers beter de Nederlandse praktijk nog beter. In opdracht van het ministerie van IenW wordt in 2020 een evaluatie van Samen Klimaatbestendig uitgevoerd. Op basis daarvan wordt besloten over de vorm en financiering na 2020.

Vergroening van steden en dorpen

Veel gemeenten en waterschappen voeren beleid om tuinen te vergroenen. Door middel van de analyse van satelliet- en luchtfoto’s, in combinatie met andere databronnen, is op wijkniveau inzichtelijk gemaakt welk percentage van tuinen ‘versteend’ is. Deze infor­matie is te vinden op www.waarstaatjegemeente.nl en kan gebruikt worden voor het toetsen van de effectiviteit van beleid.

5.5.6 Reguleren en borgen

Het reguleren en borgen van ruimtelijke adaptatie krijgt in 2021 een verdere versnelling. Dit gebeurt door de strategieën en uitvoeringsagenda’s van de overheden te verankeren in eigen beleid en regelgeving en de standaarden die in de praktijk gebruikt worden voor de uitvoering van de maatregelen. Het goed borgen tot op uitvoeringsniveau bevordert klimaatadaptief handelen en maakt klimaatbestendig inrichten tot ‘het nieuwe normaal’. Iedere overheid zorgt voor de borging in beleidsplannen. Vervolgens moeten die plannen vertaald worden in ontwerpen en aanbestedingen. In de monitoringsenquête geven respondenten gemiddeld een 6 - op een schaal van 1 tot 10 - op de vraag of ruimtelijke adaptatie verankerd is in beleid.
De nieuwe Omgevingswet geeft een impuls aan het reguleren en borgen van klimaatadaptatie. Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen zullen hun visie op en beleid voor klimaatadaptatie vastleggen in de omgevingsvisie, het omgevingsplan en uitvoeringsagenda’s. De Omgevingswet vereist integrale afwegingen van klimaatadaptatie met andere opgaven in het ruimtelijke domein. Door uit te gaan van doelen die bereikt moeten worden met klimaatadaptatie, worden de best passende en beschikbare middelen gekozen. Deze doelen worden verankerd in allerhande (publiek-private) afspraken en werkprocessen. Het Convenant Klimaatbestendig bouwen van zestig partijen in de provincie Zuid-Holland is daar een goed voorbeeld van. De Metropoolregio Amsterdam heeft klimaatbestendigheid geborgd door een toetsingskader op te stellen voor klimaatbestendige inrichting bij nieuwe ontwikkelingen.

Standaarden zorgen voor daadwerkelijke borging in de uitvoeringspraktijk van overheden en private partijen. Met ‘standaarden’ wordt bedoeld: best practices, handreikingen, handboeken, praktijkrichtlijnen, protocollen en praktijknormen die de praktijk van ontwerpen, bouwen en beheren bepalen. Deze standaarden zijn ook vaak bepalend bij het maken van contracten. Overheden en marktpartijen willen snel beschikken over goed onderling afgestemde standaarden op het gebied van klimaatadaptatie. Lopende en nieuwe uitvoeringspilots zijn belangrijk om ervaring op te doen, ter inspiratie voor andere projecten en als basis voor standaarden.

Het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie ondersteunt overheden en marktpartijen in de ambitie om de doelen doelmatig en effectief te borgen. Dit gebeurt op diverse manieren:

  • ondersteuning via het Overleg Standaarden Klimaatadaptatie (OSKA) bij het klimaatbestendig maken van standaarden. OSKA is een netwerk van publieke en private partijen en standaardisatieorganisaties. In 2020/2021 wordt in kaart gebracht welke standaarden aanpassing behoeven en welke nieuwe standaarden moeten worden ontwikkeld. De betrokken partijen worden gestimuleerd om deze standaarden samen te ontwikkelen; 
  • het delen van handreikingen voor het borgen van klimaatadaptatie in omgevingsvisies, plannen en uitvoeringsagenda’s;
  • het delen van goede voorbeelden, waarin bij voorkeur ook de verbinding is gemaakt met plannen voor bijvoorbeeld openbare ruimte, energietransitie, bouwen en vitaal platteland;
  • het delen van kennis over de uitvoeringspilots, gericht op de verbetering van standaarden en afwegingstools. Deze projecten, die in 2020 en 2021 in uitvoering zijn, kunnen helpen bij de verbetering van standaarden, zodat het voor iedereen makkelijker wordt om klimaatadaptie in praktijk te brengen.
  • De handreikingen, voorbeelden en uitvoeringspilots zijn te vinden op ruimtelijkeadaptatie.nl.

Handreiking decentrale overheden

De werkgroep Verkenning (bouw)regelgeving klimaatbestendige inrichting heeft onder leiding van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) vorig jaar een advies uitgebracht. Hieruit bleek dat het huidig wettelijk stelsel veel mogelijkheden biedt om klimaatadaptief bouwen en inrichten juridisch te borgen, maar dat er in de praktijk weinig gebruik van wordt gemaakt omdat de kennis over wat juridisch wel en niet mogelijk is niet altijd aanwezig is. Om deze kennis te vergroten, heeft de werkgroep een handreiking gemaakt. Hierin staat hoe diverse maatregelen om wateroverlast, hittestress, droogte en de gevolgen van een overstroming te beperken met decentrale regelgeving kunnen worden geborgd.

5.5.7 Handelen bij calamiteiten

Er zal altijd een kans blijven bestaan dat schade en overlast ontstaan door hevige neerslag, droogte, hitte of een overstroming (100% waterveiligheid kan niet worden gegarandeerd). Dit wordt ‘restrisico’ genoemd. Ook over dit restrisico wordt in de risicodialoog bepaald wat een overheid en burger/bedrijf moeten doen, dus wat het handelingsperspectief bij een calamiteit is.

Gedupeerden zullen proberen om de schade vergoed te krijgen van de overheid of een verzekeraar. Juridisch en in de beleving van gedupeerden is het onvoldoende duidelijk wie voor welke schade of overlast in welke gevallen aanspreekbaar is. Ook het omgaan met restrisico is een lastig onderwerp. Inwoners en bedrijven hebben een eigen verantwoordelijkheid, maar zijn zich daarvan niet altijd

bewust of hebben te weinig kennis van maatregelen waarmee ze het risico kunnen beperken. In 2020 wordt in het kader van de risicodialoog verduidelijkt wie verantwoordelijk is voor welke schade. Ook worden aanbevelingen gedaan over het omgaan met restrisico.

City Deal Klimaatadaptatie - gevolgbeperking bij overstromingen

Bij nieuwbouw krijgt klimaatadaptatie steeds vaker aandacht, maar het beperken van de gevolgen van overstromingen blijft daarbij achter. De woningbouwopgave en andere transities bieden daar wel kansen voor. De werkgroep Gevolgbeperking overstromingen van de City Deal Klimaatadaptatie werkt aan een concreet afwegingskader om te bepalen welke maatregelen wanneer doelmatig zijn en wat redelijkerwijs haalbaar is in nieuwbouwprojecten.

Op locaties met kleinere overstromingsdieptes kan ingezet worden op het voorkomen van schade aan gebouwen en infrastructuur. Waar grote waterdieptes kunnen optreden, is het voorkomen van slachtoffers het belangrijkst, bijvoorbeeld door genoeg schuil- en evacuatiemogelijkheden te creëren, en om schade aan vitale en kwetsbare functies te beperken. De energietransitie biedt een grote kans om nieuwe vitale netwerken op een robuuste manier te realiseren en op die manier steden minder kwetsbaar te maken.

Bodemdaling

Door bodemdaling worden de opgaven van het Deltaprogramma groter. In laag-Nederland daalt de bodem lokaal tot wel twee centimeter per jaar. Hoofdoorzaak is de combinatie van veenafbraak, toenemende belasting op slappe bodems en (toenemende) verlaging van grondwaterstanden. Daarnaast treden andere vormen van bodemdaling op door gas- en zoutwinning en erosie in rivieren. De dalende bodem kan tot grotere overstromingsrisico’s leiden, vooral omdat ook de zeespiegel stijgt en de rivierafvoer toeneemt. Ook wordt het moeilijker om overtollig water onder vrij verval op zee of op boezems te lozen; daar zijn grotere pompen voor nodig. Waar de bodemdaling ongelijkmatig verloopt, door verschillen in de bodemopbouw en de bodembelasting, kan zichtbare en onzichtbare schade optreden aan funderingen van gebouwen, kunstwerken, wegen en dijken en ondergrondse infrastructuur zoals kabels, leidingen en riolering. Bodemdaling versterkt bovendien het risico op wateroverlast en leidt tot meer kwel, waardoor grond- en oppervlaktewater in droogmakerijen en in de kuststrook kunnen verzilten. Maatregelen om bodemdaling te beperken, zoals peilopzet, kunnen (grond)wateroverlast veroorzaken en negatief uitpakken voor de zoetwaterbeschikbaarheid. Bodemdaling in slappe bodems leidt ook tot CO₂-emissie en waterkwaliteitsproblemen.

Vanwege het belang voor de doelen van het Deltaprogramma is een nadere analyse van de oorzaken en effecten van bodemdaling nodig. De partijen die aan het Deltaprogramma werken, hebben daarom in het Interbestuurlijk Programma (IBP, februari 2018) vastgelegd dat ze aandacht geven aan bodemdaling in de stresstesten en de risicodialogen die ze in het kader van het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie uitvoeren. Ook spraken ze af samen te werken aan veenbodemvisies. Eind 2019 sloten acht overheden in het Groene Hart met het Rijk de Regio Deal bodemdaling Groene Hart, als onderdeel van het IBP. Samen investeren ze € 20 miljoen in de Regio Deal. Daarmee worden twintig experimenten opgestart die oplossingen voor een specifieke situatie en nieuwe kennis opleveren. Deze kennis kan ook op andere plaatsen worden toegepast, in Nederland en daarbuiten.

Het ministerie van IenW heeft de informatie en kennis over de processen van bodemdaling beschikbaar gesteld voor de stresstesten en werkt samen met de regionale overheden aan een plan van aanpak om de informatievoorziening en de kennisinfrastructuur rond bodemdaling te verbeteren. Verder zoekt het Deltaprogramma actieve samenwerking met het Nationaal Kennisprogramma Bodemdaling.

Aanpak van bodemdaling in stedelijk en landelijk gebied is een van de prioriteiten in de ontwerp-NOVI. Bodemdaling van slappe bodems moet uiterlijk in 2050 aanzienlijk zijn verminderd. Speciale aandacht is nodig voor bodemdaling in veenweidegebieden. Overheden zullen in samenwerking met de mensen die wonen en werken in de gebieden minder vaak ‘peil volgt functie’ als uitgangspunt nemen en vaker ‘functie volgt peil’. Samen met waterschappen, provincies en betrokkenen in het gebied gaat het Rijk hierop sturen, waarbij zo nodig per polder wordt bekeken welke maatregelen wenselijk en mogelijk zijn. Voor bepaalde gebieden zal dit verdere vernatting betekenen.*