Hoofdstuk 6Gebieden
Dijkversterking Kinderdijk-Schoonhovense Veer
In Deltaprogramma 2015 hebben de opgaven voor waterveiligheid, zoetwater en ruimtelijke adaptatie een uitwerking gekregen in regionale voorkeursstrategieën. Dit hoofdstuk laat het resultaat zien van de herijking van deze strategieën.
De volgende paragrafen geven per gebied de hoofdlijnen van de herijkte strategie en een toelichting op de aanpassingen. Bij ieder gebied staat ook een terugblik op mijlpalen uit de afgelopen zes jaar en een vooruitblik naar mijlpalen voor de komende zes jaar.
Vrijwel alle strategieën zijn in meer of mindere mate aangepast, op basis van nieuwe kennis of nieuwe ontwikkelingen. De herijkte strategieën geven - met de kennis van nu - de beste richting voor de aanpak van waterveiligheid, ruimtelijke adaptatie en zoetwater in de verschillende delen van Nederland. De aanpassingen komen met name voort uit de nieuwe inzichten in een mogelijk versnelde zeespiegelstijging na 2050 en ervaringen met de droogte in 2018 en 2019.
Hoofdstuk 2 geeft een samenvattend beeld van de aanpassingen in de deltabeslissingen en voorkeursstrategieën als gevolg van de herijking.
De partners van het Deltaprogramma verkennen de komende jaren de ontwikkeling van de huidige (herijkte) voorkeursstrategieën naar regionale deltastrategieën. Het doel is de samenhang tussen de drie opgaven van het Deltaprogramma (waterveiligheid, zoetwaterbeschikbaarheid en ruimtelijke adaptatie) en de verbinding met andere ruimtelijke opgaven te versterken. De verkenning kan ook andere voorstellen opleveren om dit doel te bereiken.
De huidige voorkeursstrategieën zijn veelal opgebouwd vanuit waterveiligheid en zoetwater; soms zijn de voorkeursstrategieën voor waterveiligheid al verbreed naar zoetwater. De verkenning past bij de wens om de samenhang tussen de opgaven van het Deltaprogramma te versterken. Ook wordt het met regionale deltastrategieën makkelijker om combinaties te maken met andere regionale opgaven in het fysieke domein, zoals de regionale energiestrategieën, locatiekeuzes in de ruimtelijke ordening en de regionale adaptatiestrategieën. De verkenning start met het uitbrengen van Deltaprogramma 2021. De inzet is het goede te behouden en te zoeken naar verbindingen met toegevoegde maatschappelijke waarde.
In het Deltaprogramma staan voortaan ook de ontwikkelingen van het traject Toekomstbestendig watersysteem Amsterdam-Rijnkanaal/Noordzeekanaal. Waterbeheerders en provincies werken in dit gebiedsoverstijgende traject sinds begin 2019 - in verbinding met het Deltaprogramma - aan een toekomstbestendig watersysteem voor het gebied Amsterdam-Rijnkanaal/Noordzeekanaal.
Het watersysteem Amsterdam-Rijnkanaal/Noordzeekanaal (ARK-NZK) vervult een belangrijke
rol voor de zoetwatervoorziening en het beperken van wateroverlast in West-Nederland. Er is nu al sprake van een grote wateropgave (bestrijding wateroverlast, verzilting en droogte) en die opgave wordt groter door klimaatverandering, zeespiegelstijging en ruimtelijke en sociaaleconomische ontwikkelingen. Om ook in de toekomst veilig te kunnen werken en wonen in dit gebied, is het nodig ver vooruit te kijken en te anticiperen opdeze ontwikkelingen.
Waterbeheerders en provincies zijn daarom een gebiedsoverstijgend traject gestart om het watersysteem toekomstbestendig te maken (TB-traject). Bestrijding van wateroverlast, verzilting en droogte en ruimtelijke adaptatie worden in samenhang aangepakt. Het doel is het hele watersysteem robuust te maken in samenhang met de functies en ruimtelijke ontwikkelingen. De overheden verbinden de opgaven - van lokaal tot nationaal niveau - en zoeken hiervoor oplossingen in nauwe samenwerking met de andere stakeholders.
Nu al is duidelijk dat maatregelen in de waterinfrastructuur alleen niet voldoende zijn om de knelpunten op te lossen. Het is ook nodig de functies in het gebied minder afhankelijk te maken van het watersysteem en nieuwe verstedelijkingsgebieden klimaatadaptief in te richten. De randvoorwaarden van het waterbeheer zullen daarbij steeds meer sturend worden voor de ruimtelijke inrichting.
Het TB-traject richt zich achtereenvolgens op de volgende vragen:
Dit resulteert in een routekaart en een stappenplan om tot een toekomstbestendig watersysteem voor dit gebied te komen.
De deltacommissaris stelt de volgende herijkte deltabeslissing IJsselmeergebied voor:
Het IJsselmeergebied* vormt het middelpunt van de Noord-Nederlandse waterhuishouding. De veiligheid is sterk vergroot sinds de bouw van de Afsluitdijk. De enorme zoetwatervoorraad die daarbij is ontstaan, is essentieel voor de landbouw, de industrie en de natuur in een groot deel van Nederland en voor een groot deel van de drinkwatervoorziening van Noord-Holland. De samenleving profiteert ook op andere manieren intensief van de meren en oevers, onder andere door recreatie en scheepvaart. Het gebied herbergt bijzondere waarden voor natuur. De lange ontwikkelingsgeschiedenis en de grote diversiteit in landschap, ondergrond en verschijningsvorm komen tot uitdrukking in de nog aanwezige cultuurhistorie.
De deltacommissaris stelt de volgende herijkte voorkeursstrategie IJsselmeergebied voor:
In 2050 moeten de primaire waterkeringen voldoen aan de normen die sinds 1 januari 2017 van kracht zijn. Het winterpeil op het IJsselmeer is van grote invloed op de belastingen van de waterkeringen. Het peil wordt beheerst door spuisluizen en pompen in de Afsluitdijk. De waterveiligheidsstrategie zet in op ‘spuien als het kan en pompen als het moet’.
Uitgangspunt van de strategie is dat het gemiddelde winterpeil in het IJsselmeergebied tot 2050 niet meestijgt met de zeespiegel. Na 2050 is beperkt meestijgen een optie voor het IJsselmeer en Markermeer om adaptief in te kunnen spelen op onverwachte ontwikkelingen. In de strategie wordt rekening gehouden met een stijging van het winterpeil na 2050 van maximaal 30 cm, om negatieve effecten op waterkeringen, buitendijkse gebieden en regionaal waterbeheer te beperken.
Dijkversterkingen en de inzet van pompen op de Afsluitdijk zijn in het IJsselmeergebied de belangrijkste oplossingen om aan de normen voor waterveiligheid te blijven voldoen.
De strategie voor zoetwater richt zich op een robuuste zoetwatervoorziening door de zoetwatervoorraad in het IJsselmeergebied te borgen en verzilting te bestrijden (hoofdwatersysteem) en door water vast te houden in het regionale systeem, het watergebruik te verminderen en verzilting tegen te gaan (Zoetwaterregio Noord-Nederland).
In het IJsselmeergebied wordt flexibel peilbeheer ingezet om een zo groot mogelijke zoetwatervoorraad te creëren. Als in de toekomst de kans op lage rivierafvoeren toeneemt, kan het een optie zijn om meer water via de IJssel naar het IJsselmeer te laten stromen door flexibel beheer van de stuw bij Driel. Als de rivierafvoer nog verder daalt, kan het een optie zijn water aan te voeren via het Amsterdam-Rijnkanaal. Dit wordt voor de volgende herijking in 2026 verkend via de strategie Klimaatbestendige zoetwatervoorziening hoofdwatersysteem (zie kader 4.1).
De regionale partijen rond het IJsselmeergebied zetten zich in om water zoveel mogelijk vast te houden en het gebruik van water te verminderen met waterbesparing en slim watermanagement.
Voor een robuuste zoetwatervoorraad is het van belang dat er zo min mogelijk zout water in het IJsselmeer komt via de spui- en schutsluizen in de Afsluitdijk. Rijkswaterstaat onderzoekt verschillende mogelijkheden om dat te bereiken, waaronder het opvangen van zout water in diepe kuilen achter de spuisluizen (zoutvangen).
Door bij gebiedsprocessen voor waterbeschikbaarheid ook opgaven voor ruimtelijke adaptatie te betrekken, komen maatregelen tot stand die meerdere doelen dienen. Dat zorgt voor samenhang tussen systeemmaatregelen en een klimaatrobuuste inrichting bij lopende en komende gebiedsontwikkelingen. De inzet is te komen tot regionale gebiedsprogramma’s.
Nieuw in de herijkte deltabeslissing IJsselmeergebied is dat het gemiddelde winterpeil na 2050 niet alleen in het IJsselmeer beperkt kan meestijgen, maar ook in het Markermeer.* De mogelijkheid voor een peilstijging in het Markermeer is toegevoegd, omdat ook daar enige peilstijging wenselijk kan zijn om onverwachte ontwikkelingen op te kunnen vangen. Een hoger winterpeil heeft maatschappelijke en ruimtelijke consequenties voor de omgeving. Om alle betrokkenen ruimte te bieden en hen te stimuleren rekening te houden met mogelijke toekomstige ontwikkelingen, is aan de deltabeslissing toegevoegd dat de eventuele peilverhoging pas 25 jaar na het betreffende besluit in werking treedt en geleidelijk wordt doorgevoerd. Elke zes jaar - of zoveel eerder als nodig - wordt in het kader van de herijking bezien of een besluit over meestijgen nodig is. Een eventuele verhoging van de winterpeilen heeft ook gevolgen (voor- of nadelen) voor dijkversterkingen en voor landbouw en natuur. De waterafvoer van het Markermeer naar het IJsselmeer blijft ook na 2050 plaatsvinden door te spuien. In de Veluwerandmeren blijft het gemiddelde winter- en zomerpeil ook na 2050 gelijk.
De beheersing van meerpeilpieken is toegevoegd aan de deltabeslissing. Uit de Integrale Studie Waterveiligheid en Peilbeheer is gebleken dat de pieken in het winterpeil geleidelijk toenemen door klimaatverandering. De pieken ontstaan als bij ongunstige wind het water op het IJsselmeer en Markermeer en op de Waddenzee scheef komt te staan (opwaaiing), waardoor het niet mogelijk is voldoende te spuien. De komende jaren wordt de spuicapaciteit via de Afsluitdijk uitgebreid en komen daar de eerste pompen te staan. Daarmee zijn de meerpeilpieken tot 2050 goed te beheersen. Na 2050 wordt de pompcapaciteit stapsgewijs uitgebreid, afhankelijk van de zeespiegelstijging en verandering in de rivierafvoer, zodat pieken met een overschrijdingskans van eenmaal per 10 jaar niet hoger worden.
Extremere pieken (kans kleiner dan 1:10 per jaar) zullen wel geleidelijk in hoogte toenemen: het zou extreem grote pompcapaciteit vragen om dat te vermijden. Daar moet rekening mee gehouden worden bij de voorbereiding van dijkversterkingen.
De wateraanvoer naar het IJsselmeer komt voor 75% uit de IJssel en voor 25% uit de Overijsselse Vecht, andere regionale wateren en neerslag. De herijkte deltabeslissing Rijn-Maasdelta biedt de ruimte om na 2050 de afvoerverdeling over de Rijntakken te wijzigen (zie 6.3.1). Uitgangspunt van de herijkte deltabeslissing en voorkeursstrategie IJsselmeergebied is dat eventuele wijziging van de afvoerverdeling geen significante invloed mag hebben op de waterveiligheid in het IJsselmeergebied.
In de voorkeursstrategie uit Deltaprogramma 2015 was voor Marken en de IJssel-Vechtdelta de mogelijkheid opgenomen om het gewenste veiligheidsniveau te behalen met een ‘slimme combinatie’ van dijkversterkingen en ruimtelijke oplossingen om de gevolgen van overstromingen te beperken. De afgelopen jaren is uit onderzoek gebleken dat zo’n combinatie in beide gebieden onvoldoende efficiënt is. Daarom gaat nu de voorkeur uit naar dijkversterkingen.*
Uit de knelpuntenanalyse zoetwater* blijkt dat in het meest extreme klimaatscenario zes keer per eeuw watertekorten kunnen optreden. De herijkte zoetwaterstrategie blijft daarom inzetten op water vasthouden, het veiligstellen van het IJsselmeer als zoetwaterbuffer, zuinig en efficiënt omgaan met IJsselmeerwater en de regio weerbaarder maken voor perioden met weinig IJsselmeerwater. Dat sluit aan bij de ambitie van de regio om te voorkomen dat nieuwe ontwikkelingen tot een extra watervraag leiden, zoals klimaatverandering, ontwikkelingen in de landbouw, het afremmen van bodemdaling, het bestrijden van hittestress en de komst van waterstoffabrieken en datacenters.
Ander onderdeel van de zoetwaterstrategie Noord-Nederland is het bestrijden van verzilting. Bij de droogte in 2018-2019 bleek dat bij een aantal regionale sluizen (Den Helder, Harlingen, Delfzijl) verzilting kan optreden met een groter effect dan eerder gedacht. Schutbeperkingen zijn ingezet om verzilting te voorkomen, maar daarnaast worden mogelijke verziltingsbeperkende maatregelen onderzocht. De afgelopen jaren is ook in het IJsselmeer verzilting in een aanzienlijk gebied geconstateerd. Zoutvangen bij de Afsluitdijk (verdiepingen in de bodem achter het spuiwerk) lijken goede kansen te bieden als er voldoende water gespuid wordt en de zoutvangen regelmatig geleegd worden. Bij harde wind kan turbulentie optreden en zal het zoute water zich anders mogelijk verspreiden over het IJsselmeer.
De afgelopen zes jaar zijn onder meer de volgende resultaten en mijlpalen bereikt met de uitvoering van het Deltaprogramma in het IJsselmeergebied:
De komende zes jaar gaan projecten en activiteiten in uitvoering om de deltabeslissing en strategie voor het IJsselmeergebied te verwezenlijken. Enkele bijzondere mijlpalen voor de periode 2021 tot en met 2026 zijn:
Binnen enkele jaren wordt de versterkte Afsluitdijk opgeleverd. De versterkte dijk heeft ook een grotere spuicapaciteit en nieuwe pompcapaciteit. De Raad van State heeft in april 2020 uitspraak gedaan in de procedure over de bezwaren tegen het project Markermeerdijken. De uitspraak geeft groen licht om het versterken van dijkversterking te starten en de waterveiligheid in het gebied op orde te brengen.
In 2026 is voor zoetwater verkend welke aanvullende maatregelen nodig zijn - waaronder ook maatregelen gericht op ruimtelijke aspecten - om het IJsselmeergebied op langere termijn klimaatbestendig te houden (voor waterveiligheid zijn al maatregelen uitgewerkt in de Integrale Studie Waterveiligheid en Peilbeheer IJsselmeergebied). Door klimaatverandering en sociaaleconomische ontwikkelingen loopt het systeem op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening tegen grenzen aan. De verkenning is gereed voor de tweede herijking in 2026.
Voor de volgende herijking is een verkenning gereed naar de mogelijkheden om de zoetwatervoorraad van het IJsselmeergebied klimaatbestendig te maken. Ook is bepaald welke mogelijkheden kansrijk zijn om uit te werken voor een nieuwe strategie.
Voor de volgende herijking is in beeld gebracht wat de mogelijkheden zijn om in extreem droge perioden voldoende water naar het Markermeer te laten stromen door flexibel stuwbeheer bij Driel en wateraanvoer via het Amsterdam-Rijnkanaal. In 2026 is het document Waterverdeling Noord-Nederland uit 2009 geactualiseerd, waarbij de verbinding met de Watervraagprognosetool is gelegd.
De komende zes jaar gaat de optimalisering van het regionale watersysteem verder, onder meer met integrale gebiedsprogramma’s voor beekherstel, een aanpak voor de zandgronden en flexibel peilbeheer. De maatregelen komen ten goede aan het beperken van zowel watertekort als wateroverlast en aan de waterkwaliteit. Hiervoor wordt ook kennis over historische beeksystemen benut en gebruik gemaakt van voorbeeldprojecten op landgoederen en buitenplaatsen.
De komende jaren gaat een regiomakelaar (Zoet-Zout Knooppunt) de gebruikers informeren over de beschikbare kennis, bijvoorbeeld om zuiniger om te gaan met water.
Verder blijft de regio inzetten op waterbewustzijn en waterbesparing bij de gebruikers. De droogte van 2018 heeft tot een groter urgentiegevoel bij gebruikers geleid en dat wordt benut. Waterbesparende maatregelen (Spaarwatermaatregelen) krijgen een toepassing op grotere schaal op Texel (pilot Zoete Toekomst) en bij het Lauwersmeer (pilot Zoet op Zout).
In het kader van de Programmatische Aanpak Grote Wateren worden inrichtingsmaatregelen uitgevoerd om ecologische waarden te herstellen of ontwikkelen, in afstemming met de maatregelen uit het Deltaprogramma. De komende jaren worden MIRT-verkenningen voor Wieringerhoek en Oostvaardersoevers afgerond (gestart in 2020). Ook gaat een verkenning voor de Friese kust lopen. Het streven is voor de Noord-Hollandse kust aansluiting te vinden bij een kustontwikkelingsprogramma van provincie Noord-Holland.
Het volledige overzicht van projecten en activiteiten is te zien in Deltaplan Waterveiligheid (3.5), Deltaplan Zoetwater (4.5) en Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (5.5). De initiatiefnemers van de projecten en activiteiten benutten zoveel mogelijk kansen om te komen tot een toekomstbestendig watersysteem, door de drie opgaven van het Deltaprogramma in samenhang aan te pakken en waar mogelijk te verbinden met klimaatmitigatie, circulaire economie en andere transities, zoals afgesproken in de Agenda IJsselmeergebied 2050.
Het onderzoek over het IJsselmeergebied in de periode 2021-2026 staat in de Kennisagenda van het Deltaprogramma. De belangrijkste kennisvraag gaat over het effect van zeespiegelstijging. IJsselmeergebied doet daarom mee aan het Kennisprogramma Zeespiegelstijging, met name aan de systeemverkenningen voor waterveiligheid en zoetwater (spoor 2). Andere belangrijke vragen zijn wat het IJsselmeergebied kan doen tegen verzilting en milieuvreemde stoffen, welke lessen getrokken kunnen worden uit ervaringen met ander peilbeheer, de inzet van pompen en extreme situaties, hoe waterafvoermiddelen adaptief te ontwerpen zijn zodat de pompcapaciteit periodiek snel en efficiënt uit te breiden is en wat de mogelijkheden zijn om de faalkans van waterafvoermiddelen te verkleinen.
De deltabeslissing Rijn-Maasdelta gaat over keuzes in het hoofdwatersysteem die gevolgen hebben voor de gehele Rijn-Maasdelta: de bedijkte Maas, de Rijntakken, het benedenrivierengebied tot aan de monding van de rivieren in zee en de noordelijke bekkens van de Zuidwestelijke Delta. De deltacommissaris stelt de volgende herijkte deltabeslissing Rijn-Maasdelta voor:
De deltabeslissing Rijn-Maasdelta doet geen uitspraak over een ander beheer van de Haringvlietsluizen. Deze sluizen zijn begin 2019 op ‘een kier’ gezet, waarbij de werkwijze van lerend implementeren wordt gevolgd. Bij verdergaande zeespiegelstijging na 2050 komt aanpassing of vervanging van de Haringvlietsluizen in beeld. Het Haringvliet en Hollands Diep en de omliggende landelijke gebieden worden om die reden meegenomen in de brede bovenregionale systeemanalyse.
De regio Rijnmond-Drechtsteden dankt zijn welvaart aan de gunstige ligging in de delta, waar de Noordzee en de rivieren Rijn en Maas samenkomen. Het is een gebied van uitersten: er zijn dichtbevolkte stedelijke gebieden met daaromheen cultuurlandschappen en natuurgebieden. De meeste gebieden in de regio liggen zo laag dat ze bij een overstroming zeer snel
en diep onder water komen te staan. De sociaaleconomische en ruimtelijke ontwikkeling in Rijnmond-Drechtsteden vraagt een goede toegang tot de zee en de rivieren en een goede bescherming tegen deze wateren. Het gebied is volop in ontwikkeling en moet inspelen op opgaven als zeespiegelstijging en bodemdaling.
De voorstellen voor de deltabeslissingen Waterveiligheid, Rijn-Maasdelta, Ruimtelijke adaptatie en Zoetwater vormen het kader voor de voorkeursstrategie Rijnmond-Drechtsteden. De voorkeursstrategie Rijnmond-Drechtsteden gaat primair over waterveiligheid en daarnaast over ruimtelijke adaptatie (met aandacht voor het beperken van de gevolgen van overstromingen via de ruimtelijke inrichting en de crisisbeheersing) en zoetwater. De deltacommissaris stelt de volgende herijkte voorkeursstrategie Rijnmond-Drechtsteden voor:
1. Preventie als basis
Overstromingen voorkomen is de basis van de strategie voor waterveiligheid in Rijnmond-Drechtsteden. Het huidige systeem met dijken en open afsluitbare stormvloedkeringen biedt voor de komende decennia een goed fundament. Bij de keuze van maatregelen is een optimale combinatie van stormvloedkeringen en dijkversterkingen het uitgangspunt; oostwaarts is ook rivierverruiming mogelijk. De stormvloedkeringen in de regio zijn in de tweede helft van de eeuw aan vervanging toe; voor de Maeslantkering is dat naar verwachting op zijn vroegst in 2070 het geval. Dan zijn zowel afsluitbare als gesloten opties denkbaar (zie deltabeslissing Rijn-Maasdelta). De Hollandsche IJssel en de Nieuwe Waterweg blijven daarmee in ieder geval de komende decennia open rivieren met een afsluitbare stormvloedkering. De getijdenwerking en de zoetwatergetijdennatuur blijven in stand.
De uitdaging is toekomstige dijkversterkingen mogelijk te houden terwijl de verstedelijking in dit dichtbebouwde gebied verder gaat. Dit gebeurt door vroegtijdige afstemming en integratie van opgaven voor dijken en ruimtelijke ontwikkelingen. De eerste stap is het opstellen van gezamenlijke ruimtelijke ontwikkelkaders per dijktraject. Deze gaan onder meer in op het benutten van voorlanden en buitendijkse gebieden voor de waterveiligheid, het voorkomen of adaptief ontwerpen van nieuwe bebouwing op dijken en het omgaan met bestaande bebouwing bij (toekomstige) dijkversterkingen.
2. Beperken van de gevolgen
Omdat een overstroming nooit volledig is uit te sluiten, is het beperken van de gevolgen van een overstroming en het overstromingsbewust inrichten van binnen- en buitendijkse gebieden onderdeel van de waterveiligheidsstrategie. De inzet is schade, slachtoffers en ontwrichting zoveel mogelijk te voorkomen. De komende jaren krijgt het overstromingsbewust inrichten van nieuwe woongebieden en voorzieningen voor (nieuwe) vitale en kwetsbare functies bijzondere aandacht. Bij de locatiekeuze en het ontwerp wordt expliciet aandacht besteed aan de situatie dat er toch een overstroming plaatsvindt.
De overheden stellen gebiedsgerichte waterveiligheidsstrategieën op voor het beperken van de gevolgen van een overstroming op basis van de impactanalyses van de veiligheidsregio’s en stresstesten van de gemeenten. Evacuatiestrategieën en strategieën voor risicocommunicatie zijn daar onderdeel van. Deze strategieën worden op bovenregionaal niveau afgestemd.
Het nationale zoetwaterdoel - Nederland is in 2050 weerbaar tegen zoetwatertekorten - krijgt in deze regio op de volgende manier invulling:
Amsterdam, Delft en Gouda hebben afgelopen jaar een bestuurlijk vastgestelde strategie voor klimaatadaptatie afgerond. Provincie Utrecht neemt klimaatadaptatie op in de Provinciale Omgevingsvisie en verordening en werkt aan een provinciaal programma Klimaatadaptatie. Dit programma legt expliciet de link met de Regionale Adaptatiestrategieën en andere trajecten, zoals de Regionale Energiestrategie. De provincies Noord- en Zuid-Holland nemen klimaatadaptatie op in hun omgevingsbeleid; beide provincies hebben klimaatadaptatie al geborgd in de visie. Ook lopen in beide provincies trajecten om klimaatadaptatie op te nemen in de verordening. De inzet is dat bij elke (grootschalige) nieuwe ontwikkeling een afweging wordt gemaakt over maatregelen voor klimaatbestendigheid. In de Metropoolregio Amsterdam krijgt het thema klimaatadaptatie een steeds grotere rol in het platform Ruimte. Concept-uitgangspunten voor klimaatbestendige nieuwbouw worden getest in sleutelgebieden die verspreid in de regio liggen. Parallel daaraan wordt klimaatadaptatie meegenomen in de verstedelijkingsstrategie.
De deltabeslissing Rijn-Maasdelta is op een belangrijk punt aangepast. Uitgangspunt van de oorspronkelijke deltabeslissing was dat er bij vervanging van de Maeslantkering opnieuw een afsluitbaar open kering zou komen. In 2016 is besloten ook de optie Plan Sluizen als volwaardig alternatief uit te werken (motie-Geurts). Recent onderzoek van Deltares naar de gevolgen van zeespiegelstijging laat zien dat de manier waarop de vervanging van de Maeslantkering invulling krijgt cruciaal is voor uiteenlopende opgaven in de hele Rijn-Maasdelta. Met deze herijkte deltabeslissing krijgt het onderzoek naar de vervanging daarom het karakter van een brede bovenregionale systeemanalyse waarbij meerdere beleidsopties worden verkend.
Zeespiegelstijging heeft grote impact op deze regio. De bovenregionale verkenning die de komende jaren wordt uitgevoerd, is bedoeld om bij de tweede zesjaarlijkse herijking goede keuzes te kunnen maken over eventuele bijstelling van de deltabeslissing en de voorkeursstrategie.
De afgelopen jaren is gebleken dat het met de huidige uitgangspunten niet kosteneffectief is om de afvoerverdeling over de Rijntakken na 2050 te wijzigen, maar dat het in de toekomst zinvol kan zijn zo’n wijziging opnieuw te verkennen als de uitgangspunten veranderd zijn.* Dat is toegevoegd aan de deltabeslissing. Een ander onderzoek – recent uitgevoerd voor de ontwikkeling van het beoordelings- en ontwerpinstrumentarium voor de primaire waterkeringen - heeft in beeld gebracht hoe de huidige afspraken over de afvoerverdeling geïnterpreteerd moeten worden in de context van het nieuwe waterveiligheidsstelsel. In 2020 wordt bezien wat de consequenties daarvan zijn voor de uitgangspunten over de afvoerverdeling. In Deltaprogramma 2022 komen de resultaten van dit onderzoek en de daaruit volgende besluiten te staan. Waterberging op de Grevelingen was een optie in de oorspronkelijke deltabeslissing om de waterveiligheid rond het Haringvliet, het Hollandsch Diep en de Merwedes op orde te houden, maar uit onderzoek is gebleken dat het versterken van waterkeringen langs deze wateren in het benedenrivierengebied effectiever is. Uit recente onderzoeken blijkt dat een mogelijk versnelde zeespiegelstijging na 2050 effect kan hebben op de waterveiligheid in de Rijn-Maasdelta. Daarom kan deze optie op langere termijn opnieuw in beeld komen, ook als onderdeel van het onderzoek naar vervanging van de Maeslantkering.
In de voorkeursstrategie Rijnmond-Drechtsteden blijft preventie de basis. Het uitgangspunt dat de Nieuwe Waterweg en de Hollandsche IJssel na vervanging van de stormvloedkeringen nog steeds open rivieren blijven, is vervallen, in lijn met de bovengenoemde aanpassing in de deltabeslissing over dit onderwerp. Rivierverruiming speelt tot 2050 geen rol in de strategie. Dit type maatregelen speelt alleen aan de oostkant waar de rivierafvoer dominant is voor de waterveiligheid. De maatregel Kanaal van Steenenhoek is om technisch-inhoudelijke redenen afgevallen. Daarmee blijft alleen de rivierverruimende maatregel bij Avelingen over, die pas na 2050 staat geprogrammeerd. Het inpassen van dijkversterkingen vraagt in Rijnmond-Drechtsteden ruimtelijk maatwerk. De vorige voorkeursstrategie gaf daarvoor gebiedsgerichte handelingsperspectieven, maar die bleken niet effectief. In de herijkte voorkeursstrategie zijn deze vervangen door ruimtelijke ontwikkelkaders, om meer ruimte te bieden voor lokaal maatwerk.
De inzet op het beperken van de gevolgen van overstromingen blijft onverminderd relevant, zowel buitendijks als binnendijks.
De droogte van 2018 heeft gefungeerd als een soort stresstest voor de zoetwaterstrategie. Maatregelen als de capaciteitsvergroting KWA en de samenwerking via Slim Watermanagement hebben zich bewezen. Tegelijkertijd kwamen nieuwe opgaven in beeld, zoals verzilting in het Amsterdam-Rijnkanaal en de watervraag voor het remmen van de bodemdaling en funderingsschade en heeft de Beleidstafel droogte adviezen gegeven. Ook kwamen nieuwe perspectieven in beeld waaronder de toepassing van zoetwaterbuffers in de Hollandse IJssel en Lek en alternatieve waterbronnen zoals brakke kwel en hergebruik van effluent. Deze ontwikkelingen zijn meegenomen bij de herijking van de regionale zoetwaterstrategie.
De herijkte regionale zoetwaterstrategie sluit aan bij het nationale zoetwaterdoel: in 2050 is Nederland weerbaar tegen zoetwatertekorten. De regionale strategie zet daarvoor in op drie hoofdpunten: een robuustheidsslag in de wateraanvoer, transitie naar het benutten van alternatieve bronnen en werken aan robuustheid van de regio. In extreem droge perioden met lage Rijnafvoer blijft aanvoer essentieel voor West-Nederland. 2018 heeft bewezen dat effectief samenwerken veel kan opleveren. Ook is er perspectief op verdere optimalisatie binnen het bestaande watersysteem, waardoor grote (infra)structurele ingrepen zoals een sluis in de Nieuwe Waterweg volgens de huidige inzichten de komende decennia niet nodig zijn. Dit vergt wel aanvullende maatregelen in de regio, die onder andere voorzien zijn in fase 2 van het Deltaplan Zoetwater. Het doelmatig benutten van alternatieve bronnen draagt bij aan de robuustheid van de regio. Daarvoor is een transitie in de techniek en het businessmodel nodig en wordt onder andere ingezet op de ondergrond als aanvullende zoetwaterbron (brakwaterwinning, opslag van regenwater) en hergebruik van gezuiverd effluent voor hoogwaardige toepassing of aanvulling van het oppervlaktewater. Waar mogelijk wil de regio de eigen robuustheid vergroten en minder afhankelijk worden van aanvoer en doorspoeling. Dit loopt vooral via de processen van waterbeschikbaarheid en de risicodialogen.
De afgelopen zes jaar zijn onder meer de volgende resultaten en mijlpalen bereikt met de uitvoering van het Deltaprogramma in Rijnmond-Drechtsteden:
De komende zes jaar gaan projecten en activiteiten in uitvoering om de deltabeslissing en voorkeursstrategie voor Rijnmond-Drechtsteden en Zoetwaterregio West-Nederland te verwezenlijken. Enkele bijzondere mijlpalen zijn:
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en Rijkswaterstaat werken samen aan het concretiseren van een bijzondere oplossing voor de waterveiligheidsopgave langs de Hollandsche IJssel: door te investeren in een grotere betrouwbaarheid van de Hollandsche IJsselkering (afname faalkans van 1:200 naar 1:1000) zijn minder ingrijpende dijkversterkingen langs de rivier nodig. De beperktere dijkversterkingen zijn beter ruimtelijk in te passen en de totale kosten zijn lager. Het voornemen is deze keuze in de vorm van een uitwisselbijdrage vast te leggen (zie ook 3.4). Naar verwachting vindt hierover eind 2020 of begin 2021 besluitvorming plaats.
De komende jaren krijgt de Strategische Adaptatieagenda Buitendijks een concrete uitwerking voor de Maasvlakte en het havengebied van Dordrecht (2021), voor buitendijkse woonlocaties in Rotterdam en Dordrecht (2021) en buitendijkse terreinen in andere gemeenten. Dit levert een belangrijke bijdrage aan (meerlaags)waterveiligheid in het grote buitendijkse gebied van Rijnmond-Drechtsteden. De uitdaging voor de havengebieden is maatregelen te nemen die ook bijdragen aan het aantrekkelijke vestigingsklimaat.
De veiligheidsregio’s stellen de komende jaren evacuatiestrategieën op en stemmen die op bovenregionaal niveau af. De mogelijkheden voor evacuatie (uit het gebied of naar hoge locaties binnen het gebied) zijn in Rijnmond-Drechtsteden beperkt. Daarom is goede voorbereiding cruciaal om levens te redden bij een overstroming.
De gemeente Dordrecht en de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam (IABR) onderzoeken de mogelijkheid om nieuwe woningen op de buitendijks gelegen Staart te combineren met een grootschalige schuillocatie voor de inwoners van Dordrecht bij een (dreigende) overstroming. Dit onderzoek is in 2019 gestart.
De Rijksdienst Cultureel Erfgoed heeft een methode ontwikkeld voor de bescherming van erfgoed bij overstromingen en hevige neerslag. In het EU-project Shelter voeren IHE Delft en de gemeente Dordrecht een casestudy en open lab uit voor de monumenten in de binnenstad van Dordrecht.
De komende jaren brengt de regionale verkenningsgroep Vitaal & Kwetsbaar - waar onder meer de provincie, veiligheidsregio’s en verschillende gemeenten aan deelnemen - versnelling in de risicodialoog met publieke en private partijen over vitale en kwetsbare functies. In Rijnmond-Drechtsteden staan voorzieningen voor dit soort functies zowel binnendijks als buitendijks. Bij uitval door een overstroming zijn de gevolgen in een groot gebied merkbaar, daarom is een bovenregionale aanpak nodig. Ook de kwetsbaarheid voor droogte, hitte en wateroverlast krijgen aandacht.
De gemeente Rotterdam start naar verwachting in 2021 met ruimtelijke ontwikkelkaders voor dijken. De kaders helpen om afspraken te maken over ruimtelijke vraagstukken rond dijken in samenhang met de waterveiligheidsopgave. Denk bijvoorbeeld aan vraagstukken over bebouwing, ruimtelijke reserveringen, omgaan met voorlanden, medegebruik en belevingswaarde van dijken.
In 2026 is het dijkversterkingsproject KIJK langs de Hollandsche IJssel zo ver afgerond dat dit traject weer voldoet aan de norm en daarmee ‘dijkveilig’ is. De volledige afronding en oplevering vindt volgens de huidige planning in 2028 plaats.
De oplevering van verschillende zoetwatermaatregelen in de komende zes jaar maakt een slimme waterverdeling in droge tijden mogelijk. Voorbeelden zijn de oplevering van de capaciteitstoename van de Klimaatbestendige Wateraanvoer Midden-Nederland in 2023, de optimalisatie van het Brielse Meer in 2021, aanvoerroutes naar de Krimpenerwaard, Kromme Rijn en Bergsluis, afspraken over stuurbare buffers in de IJssel en de Lek en transities naar hergebruik van effluent en brakke kwel.
Het volledige overzicht van projecten en activiteiten is te zien in Deltaplan Waterveiligheid (3.5), Deltaplan Zoetwater (4.5) en Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (5.5). De initiatiefnemers van de projecten en activiteiten benutten zoveel mogelijk kansen om te komen tot een toekomstbestendig watersysteem en toekomstbestendige ruimtelijke inrichting, door de drie opgaven van het Deltaprogramma in samenhang aan te pakken en waar mogelijk te verbinden met klimaatmitigatie, circulaire economie en andere transities.
Het onderzoek over Rijnmond-Drechtsteden in de periode 2021-2026 staat in de Kennisagenda van het Deltaprogramma. De belangrijkste kennisvragen gaan over de impact van zeespiegelstijging op de waterveiligheid en de verzilting in deze regio. Deltaprogramma Rijnmond-Drechtsteden neemt daarom actief deel aan het landelijke Kennisprogramma Zeespiegelstijging. De bovenregionale systeemverkenning brengt in beeld welke zeespiegelstijging het huidige systeem aankan en welke mogelijkheden er zijn om deze ruimte op te rekken of de veerkracht te vergroten. Ook de alternatieven voor de lange termijn worden verkend.
Een andere belangrijke kennisvraag is wat de impact is van toekomstige besluiten - met name over de vervanging van de Maeslantkering - op huidige investeringen (bijvoorbeeld in dijkversterkingen, buitendijkse gebieden en de zoetwatervoorziening). Ook vindt onderzoek plaats naar de mogelijkheden om bij de uitvoering van maatregelen voor het Deltaprogramma combinaties te maken met andere maatschappelijke opgaven in de regio, zoals de energietransitie, de woningbouwopgave en bodemdaling.
De herijking van de strategieën voor Rijn en Maas volgt een aparte route. Voor deze rivieren stellen het Rijk en de regionale partijen een Programma onder de Omgevingswet op: het Programma Integraal Riviermanagement (IRM). Het voorkeursalternatief voor het programma is in feite de herijkte en verrijkte voorkeursstrategie voor de Rijn en de Maas. Deze wordt in 2022 vastgesteld. Dat is nagenoeg gelijktijdig met de formele vaststelling van de herijkte deltabeslissingen en overige voorkeursstrategieën van het Deltaprogramma in het Nationaal Waterprogramma, zodat Rijn en Maas vanaf dat moment weer in de pas lopen met de rest van het Deltaprogramma.
De Rijn en de Maas vervullen een belangrijke rol voor waterafvoer en waterbeschikbaarheid, en daarnaast ook voor de economie, de ecologie en recreatie. De rivierdijken bieden grote delen van Nederland bescherming tegen overstromingen. Het gebruik van de rivieren zal naar verwachting verder toenemen.
Door klimaatverandering staat het riviersysteem onder druk. De stijgende zeespiegel, hogere rivierafvoeren, extremere regenval en langere perioden van droogte en hitte zorgen voor grote veranderingen. In de toekomst moeten de rivieren meer water kunnen afvoeren. Bovendien is de bodem niet overal in balans: in verschillende riviertrajecten schuurt het zomerbed uit en slibben de uiterwaarden op. Door de erosie van het zomerbed staat het water nog lager bij lagere afvoeren. Dat belemmert de scheepvaart, zoetwatervoorziening en natuur. De scheepvaart ondervindt hinder doordat drempels in het zomerbed zijn ontstaan, het wordt moeilijker zoetwater in te laten naar het regionale watersysteem en de natuur in de uiterwaarden verdroogt. Dit heeft ook impact op de Nederlandse economie. Deze ontwikkelingen vragen een systeemgerichte aanpak op het niveau van hele rivierengebied, voor de Rijntakken en de Maas.
In het Programma Integraal Riviermanagement (IRM) richten Rijk en regio zich op de opgaven en kansen in het rivierengebied tot 2050, met een doorkijk naar 2100. De opgaven komen onder meer voort uit de nieuwe waterveiligheidsnormen, de laagwaterproblematiek, het faciliteren van de scheepvaart en de doelen voor duurzame zoetwatervoorziening en goede ecologische waterkwaliteit en natuur (ook bij langdurige perioden van droogte). Deze opgaven kunnen elkaar zowel positief als negatief beïnvloeden. Door de opgaven in samenhang te bezien, wordt het mogelijk doordachte keuzes te maken voor maatregelen in het rivierengebied.
Daarvoor wordt in IRM een integrale visie op het rivierengebied ontwikkeld. Onderdeel daarvan is een integrale analyse van het riviersysteem, met aandacht voor de afvoercapaciteit en de bodemligging van de rivieren. Ook functies in en langs de rivieren, zoals scheepvaart, natuur en ecologische waterkwaliteit, zoetwaterbeschikbaarheid en ruimtelijk-economische ontwikkelingen komen aan bod. Het doel van de analyse is te komen tot een toekomstbestendig riviersysteem dat meervoudig bruikbaar is en als systeem goed functioneert. Toekomstige maatregelen moeten niet op zichzelf staan, maar passen bij het gedrag van de rivier en recht doen aan de diverse rivierfuncties. Ze moeten onderdeel vormen van een logisch geheel en passen binnen het eindbeeld van de rivier.
Begin 2020 heeft de Notitie Reikwijdte en Detailniveau ter visie gelegen. In de loop van 2020 worden beleidsdoelen voor riviertrajecten en samenhangende maatregelenpakketten opgesteld (de zogenaamde kansrijke alternatieven).
‘Beeld op de Rivieren’, het visiedocument van IRM, schetst het perspectief voor de Rijn en de Maas voor 2050 met een doorkijkje naar 2100. ‘Beeld op de Rivieren’ is een belangrijke bouwsteen voor de Nota Kansrijke Alternatieven, waarin globale maatregelenpakketten de kansrijke alternatieven vormen. In het Milieueffectrapport worden de verschillende alternatieven vergeleken. Op basis daarvan wordt een voorkeursalternatief gekozen dat in een Programma onder de Omgevingswet wordt vastgelegd. In het uitvoeringsprogramma IRM komen maatregelen en locaties te staan en een advies over de uitvoerings- en financieringswijze.
De afgelopen jaren werd steeds duidelijker dat de voorkeursstrategie voor de rivieren uit 2014 niet meer toereikend was vanwege de veelheid aan opgaven in het rivierengebied en de beperkte ruimte die daarvoor beschikbaar is. De voorkeursstrategie focuste op hoogwaterveiligheid en zette in op dijkversterking, dijkverhoging en waterstandsverlaging (rivierverruiming).
Rivierverruiming bleek lastig te realiseren door het ontbreken van een helder beleidskader en onduidelijkheid over de kostendragers. De vermeden kosten van dijkversterking waren moeilijk te bepalen en de periode waarin financiering beschikbaar was, paste niet altijd bij het tempo en de volgorde van de uitvoering.
Daarnaast maakten de lage rivierafvoeren in 2018 en 2019 duidelijk dat naast hoogwaterveiligheid ook de zoetwatervoorziening, droogte, bevaarbaarheid, bodemerosie en natuurdoelen aandacht vragen. Dit waren aanleidingen voor Rijk en regio om te starten met Integraal Riviermanagement.
De volgende bouwstenen zijn van belang voor de herijkte strategie voor de Rijn (het voorkeursalternatief van het Programma Integraal Riviermanagement):
De nieuwe strategie is een vervolg op de voorkeursstrategie uit Deltaprogramma 2015. De kern is een integrale aanpak van het riviersysteem en de functies die aan de rivier gebonden zijn, zodat in de nabije en verre toekomst sprake is van een veilige, vitale en aantrekkelijke rivier. Het fundament van de strategie zijn oplossingen voor problemen die samenhangen met hoog- en laagwatersituaties. De nieuwe voorkeursstrategie voor de Rijn beslaat een groter gebied dan de oude voorkeursstrategie: ook het Zwarte Water en de Vecht horen er nu bij.
Door de integrale opzet van de nieuwe voorkeursstrategie zijn ook het programma voor de Kaderrichtlijn Water, de Programmatische Aanpak Grote Wateren en de ambities voor de scheepvaart belangrijke bouwstenen.
Ook de verschillende maatregelen in de Deltaplannen zijn bouwstenen voor IRM en de voorkeurstrategie, zoals de dijkversterkingen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma. De insteek is alle mogelijkheden voor een integrale benadering te benutten, door de waterveiligheidsopgave samen met de andere Rijks- en regionale opgaven in het gebied op te pakken.
Een andere bouwsteen voor de nieuwe strategie is nieuw te ontwikkelen beleid voor de bodemligging en de afvoercapaciteit. De doorgaande bodemerosie in met name de Boven-Waal, Boven-IJssel en Pannerdensch Kanaal belemmert de scheepvaart in tijden van droogte en leidt tot verdroging van uiterwaarden en natuur. Maatregelen voor een gewenste bodemligging kunnen ongewenste gevolgen hebben voor de afvoercapaciteit. Ook andere ingrepen kunnen de afvoercapaciteit negatief beïnvloeden. Daarom wordt voor bodemligging en afvoercapaciteit nieuw beleid voorbereid.
Nederland en Noordrijn-Westfalen hebben gezamenlijk de overstromingsrisico’s in het grensgebied onderzocht. De resultaten bieden bouwstenen voor verder onderzoek en een nieuwe strategie voor de maatregelen in het grensgebied. De werkgroep beveelt aan om nader onderzoek te doen naar het faalmechanisme piping voor de dijken in het grensgebied, de haalbaarheid van een hogere evacuatiefractie (het percentage van de bevolking dat bij overstromingsdreiging tijdig het gebied kan verlaten) en de gevolgen van ontwikkelingen in de Rijnafvoer.
Tot slot zijn er specifieke bouwstenen per riviertak:
Waal
Langs de noordzijde van de Waal worden de aankomende jaren de dijken versterkt, over een aaneengesloten traject van tachtig kilometer tussen Gorinchem en Nijmegen. Voor deze projecten zijn in een vroeg stadium de meekoppelkansen verkend en waar mogelijk ook meegenomen. Panorama Waal is een belangrijke bouwsteen. Dit is een toekomstperspectief voor de ruimtelijke inrichting van het rivierengebied dat in 2019 op initiatief van Provincie Gelderland en Waterschap Rivierenland is ontwikkeld. Het laat zien hoe de grote maatschappelijke vraagstukken van nu de sleutel kunnen zijn voor een toekomstbestendig rivierengebied waarin klimaatadaptatie, energietransitie, bereikbaarheid, biodiversiteit, economisch vestigingsklimaat, woon- en leefklimaat en circulaire economie samengaan.
IJssel
Belangrijke bouwstenen voor de strategie voor de IJssel zijn het Gelders Dijk DNA (deel 1 en deel 2), het Ruimtelijk Perspectief Dijken Overijssel en de Quickscan Boven-IJssel. In de dijkversterkingsprojecten, de MIRT-verkenning Rivierklimaatpark IJsselpoort, het MIRT Onderzoek Havikerwaard, Fraterwaard en Olburgerwaard en de projecten Hoenwaard en Paddenpol wordt uitvoering gegeven aan de strategie voor de IJssel.
Neder-Rijn en Lek
De bouwstenen voor de strategie voor de Nederijn-Lek zijn de dijkversterkingsprojecten, zoals Rijnkade Arnhem, Sterke Lekdijken en Grebbedijk. Het project Grebbedijk is opgeschaald naar een gebiedsproces, waarbij de participatie invulling krijgt volgens de (concept) Omgevingswet. De uitvoering van dijkversterkingen aan de zuidkant van de rivier start na 2030, op basis van de beoordelingen die nu lopen. Uit een inventarisatie in het kader van IRM blijkt dat waterveiligheid, natuurontwikkeling en de scheepvaart de belangrijkste opgaven vormen langs de Nederrijn-Lek.
Regio Rivierengebied heeft de ambitie de urgente zoetwatervraagstukken integraal op te pakken. Knelpunten en oplossingen worden gebiedsgericht uitgewerkt. De maatregelen die in de vorige fase zijn onderzocht, worden in fase 2 op geschikte plaatsen geïmplementeerd. Bewustwording van het eigen handelingsperspectief krijgt veel aandacht.
De volgende bouwstenen zijn van belang voor de herijkte strategie voor de Maas (het voorkeursalternatief van het Programma Integraal Riviermanagement):
De nieuwe strategie voor de Maas is een vervolg van de voorkeursstrategie Waterveiligheid uit Deltaprogramma 2015. De kern daarvan is een veilige en aantrekkelijke Maas door een krachtig samenspel van dijkversterkingen, rivierverruiming en integrale gebiedsontwikkeling. Het uitgangspunt is het realiseren van een duurzaam veilige Maas als basis voor een economisch florerende regio, met behoud of versterking van de specifieke landschappelijke waarden en natuurwaarden.
Een belangrijk startpunt voor de uitvoering van de voorkeursstrategie voor de Maas was de vaststelling van het Regionaal Voorstel Maas (2016). Dit voorstel is het resultaat van intensieve samenwerking tussen een groot aantal landelijke en regionale partijen. Het omvat acht verkenningen en drie onderzoeken voor concrete projecten.
Een andere bouwsteen is het Ruimtelijk Perspectief Maas (2018). Dit rapport geeft de belangrijkste ruimtelijke en economische opgaven langs de Maas tot 2050 op verschillende schaalniveaus (internationaal, nationaal en regionaal) en doelen voor verschillende functies (onder meer natuur, scheepvaart, recreatie en toerisme). Ook gaat het rapport in op de inpasbaarheid van maatregelen voor de hoogwaterbescherming.
De afgelopen jaren hebben regio en Rijk ook andere locaties voor rivierverruiming onderzocht en de effectiviteit, kosten en het draagvlak voor maatregelen beoordeeld. De resultaten zijn in 2019 vastgelegd in de Adaptieve Uitvoeringsstrategie Maas (AUM). De AUM bevat enkele pakketten van mogelijke rivierverruimingsmaatregelen op basis van de kennis die de afgelopen jaren is opgebouwd. De mogelijke maatregelen hebben als doel de hoogteopgave voor dijkversterking te beperken en de natuur- en landschapswaarden en economische functies te versterken. In het programma Integraal Riviermanagement wordt verkend hoe waterstandsverlaging voor een breder pallet aan doelen te benutten is, bijvoorbeeld als compensatie voor waterstandsverhoging door sedimentsuppleties, natuurontwikkeling of het buitendijks versterken van keringen. De AUM is hiervoor een geschikte bouwsteen.
Ook het Verhaal van de Maas (2019) vormt een bouwsteen. Het is een deskundigenadvies aan alle partijen die aan het beheer en de inrichting van de Maas werken. De deskundigen geven in het verhaal aanbevelingen en gidsprincipes voor beleid, beheer en inrichting. Het is een signalerend en agenderend verhaal dat helpt om keuzes te maken.
Zie paragraaf 6.4.1 voor de herijkte strategie voor zoetwater.
De afgelopen zes jaar zijn onder meer de volgende resultaten en mijlpalen bereikt met de uitvoering van het Deltaprogramma in het Rivierengebied:
Provincie Limburg heeft in oktober 2018 een Bestuursopdracht vastgesteld waarin wordt opgedragen om de totstandkoming, de gehanteerde uitgangspunten en de hoogte van de waterveiligheidsnormen te onderzoeken. Op 17 december 2019 hebben Gedeputeerde Staten het eindverslag van de Bestuursopdracht vastgesteld. Onderdeel daarvan is een rapport van adviesbureau HKV, waarin wordt geconcludeerd dat voor 22 van de 45 dijktrajecten in Limburg de norm nu strenger is dan noodzakelijk, uitgaande van de systematiek van de Waterwet. Aan dit rapport zijn geen bestuurlijke of beleidsmatige conclusies verbonden. De partners gaan samen bekijken welk vervolg ze geven aan de uitkomsten van de Bestuursopdracht.
Stuurgroep Deltaprogramma Maas heeft de deltacommissaris om een gezaghebbend advies gevraagd over de normering van dijktrajecten in de Maasvallei. Dit advies vormt een bouwsteen voor de wettelijke evaluatie van de waterveiligheidsnormen in 2024. De samenwerkende overheden langs de Maas hebben afgesproken dat de huidige HWBP-projecten worden voortgezet, met als uitgangspunt dat deze gaan voldoen aan de huidige wettelijke normen. Voor elk van deze projecten is binnen de mogelijkheden van het huidige ontwerpinstrumentarium bekeken of de dijken lager kunnen worden uitgevoerd.
Ook in internationaal verband zijn belangrijke stappen gezet met de opgaven voor de Rijn en de Maas, onder meer met de Rijnconferentie in februari 2020 (zie paragraaf 8.2).
Tijdens de ontwikkeling van het Programma Integraal Riviermanagement werken Rijk en regio door aan de waterveiligheid, de zoetwatervoorziening en ruimtelijke adaptatie in het rivierengebied. De komende zes jaar gaan projecten en activiteiten in uitvoering om de deltabeslissing en strategie voor het rivierengebied te verwezenlijken. Enkele bijzondere mijlpalen:
De komende jaren worden de dijken langs de Waal, de IJssel en de Nederrijn-Lek over een lengte van ruim 120 kilometer versterkt. In het najaar van 2020 wordt de voorkeursbeslissing verwacht voor het dijktraject Paddenpol (Zwolle-Olst). De bestuurders hebben gevraagd voor dit traject een dijkverlegging uit te werken om de opgaven voor waterveiligheid, de Programmatische Aanpak Grote Wateren en de Kaderrichtlijn Water integraal te realiseren.
In 2022 is het Reevediep klaar voor gebruik. Op dat moment is de tweede fase van het project afgerond. De komende jaren wordt gewerkt aan de bouw van de Reevesluis, versterking van de Drontermeerdijk, het verwijderen van de Roggebotsluis, een nieuwe brug en aanpassingen aan de N307.
In 2021 is het MIRT-onderzoek Werkendam gereed. Het onderzoek gaat over de mogelijkheden om havenontwikkeling in Werkendam te combineren met andere opgaven langs de Merwede en de meerwaarde daarvan voor de samenwerkende partners.
In 2020 zal de minister van IenW waarschijnlijk de voorkeurbeslissing over het Rivierklimaatpark nemen. Daarna kan de planuitwerking starten. Als de eerste fase is uitgevoerd (voor 2028) levert het plan een waterstandsdaling van 10 cm op.
In 2020 wordt het MIRT-onderzoek Havikerwaard-Fraterwaard-Olburgerwaard uitgevoerd. Het onderzoek brengt opgaven en kansen in beeld, met aandacht voor de onderlinge samenhang, en komt met voorstellen voor de realisatie.
Binnenkort zijn aanvoerstudies gereed voor alle deelgebieden van Zoetwaterregio Rivierengebied. Dit levert veel kennis op over het functioneren van het watersysteem in aanvoersituaties en de verwachte knelpunten in de toekomst. De studies vormen de basis om water efficiënter te verdelen of vast te houden en lokaal en regionaal te werken aan waterbeschikbaarheid. Dit gebeurt in verbinding met de regio’s voor Ruimtelijke adaptatie.
Zoetwaterregio Rivierenland blijft inzetten op waterbesparing bij de gebruikers met stimuleringsmaatregelen en projectmatige samenwerking. De klimaatpilot ‘Duurzaam gebruik ondiep grondwater’ levert in 2020 voor verschillende sectoren inzicht in de mogelijkheden om minder afhankelijkheid te worden van het hoofdwatersysteem.
De komende jaren wordt inlaat de Pannerling toekomstbestendig gemaakt. Deze inlaat voorziet een groot gebied met hoogwaardige teelten van water uit de Linge. Onderzocht wordt of het mogelijk is de inlaat voor de Alblasserwaard (van Kinderdijk naar Groot-Ammers) stroomopwaarts te verplaatsen. Dit maakt de zoetwatervoorziening minder kwetsbaar als de zoutgehalten toenemen en de waterverdeling binnen het gebied effectiever.
De komende zes jaar worden grote stappen gezet met de elf projecten uit het Regionaal Voorstel Maas uit 2016 (acht verkenningen en drie onderzoeken):
In 2021 is het project Verlengen brug Veerweg Alphen klaar. Het project levert een extra waterstandsdaling van 2 cm op, waarmee in totaal 15 cm waterstandsdaling wordt bereikt. In 2024 is de flessenhals bij Oeffelt opgeheven door het grondlichaam van de kruisende weg doorstroombaar te maken. Dit project levert een waterstandsdaling van 21 cm op. In 2024 en 2025 zijn de systeemwerkingsmaatregelen Thorn-Wessem, Baarlo-Hout-Blerick, Arcen en Well afgerond. Hierdoor blijft het ruimteverlies dat optreedt door de dijkversterking en de dijkverhoging in combinatie met het loslaten van de overstroombaarheidseis beperkt. De projecten leveren ook een belangrijke bijdrage aan de waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit. In 2027 zijn de integrale projecten Lob van Gennep en Meanderende Maas naar alle waarschijnlijkheid in realistatie. Afhankelijk van aanvullende financieringsmogelijkheden en aanscherping van de scope kunnen de projecten Zuidelijk Maasdal, Systeemwerkingsmaatregel Venlo-Velden en Alem naar een nieuwe fase overgaan.
In aanvulling op deze projecten uit het Regionaal Voorstel Maas is er bij Roermond een kans op waterstandsdaling door de dam van het Lateraalkanaal te verlagen. In 2020 komt duidelijkheid over de financiering.
In 2022 wordt het programma IRM vastgesteld. Dit levert nieuwe inzichten in de opgaven en kansen voor integrale projecten langs de Maas.
Het volledige overzicht van activiteiten en projecten in de Rijn en de Maas is te zien in Deltaplan Waterveiligheid (3.5), Deltaplan Zoetwater (4.5) en Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (5.5). De initiatiefnemers van de projecten en activiteiten benutten zoveel mogelijk kansen om te komen tot een
toekomstbestendig watersysteem, door de drie opgaven van het Deltaprogramma in samenhang aan te pakken en waar mogelijk te verbinden met klimaatmitigatie, circulaire economie en andere transities.
Het onderzoek over het rivierengebied in de periode 2021-2026 staat in de Kennisagenda van het Deltaprogramma.
De belangrijkste kennisvragen voor de Rijn gaan over de bodemmorfologie, de afvoerverdeling bij hoog- en laagwater op lange termijn en de systeemwerking langs de IJssel. Ook wordt in beeld gebracht of verder onderzoek nodig is naar de ‘ventielwerking’ in grensoverschrijdende dijkringen: bij een dijkdoorbraak in Duitsland stroomt het water landwaarts van de dijken Nederland binnen en andersom.
Voor de ontwikkeling van het beoordelings- en ontwerpinstrumentarium voor de waterkeringen heeft recent een onderzoek in beeld gebracht hoe de huidige afspraken over de afvoerverdeling geïnterpreteerd moeten worden in de context van het nieuwe waterveiligheidsstelsel. In 2020 wordt bezien wat de consequenties daarvan zijn voor de uitgangspunten over de afvoerverdeling. In DP2022 komen de resultaten van dit onderzoek en de daaruit volgende besluiten te staan.
De belangrijkste kennisvragen voor de Maas gaan over ruimte voor afvoer in de Maas, bodemmorfologie en sedimentmanagement. Nader onderzoek over deze onderwerpen vormt de basis voor het nieuwe beleid in het Programma Integraal Riviermanagement. Ook wordt nader onderzoek gedaan naar een verdere duiding van de kenmerken van de rivieren. De resultaten komen in het rapport Beeld op de Rivier te staan. Belangrijke organisatorische kennisvraag betreft de grenzen van integraliteit: hoeveel thema’s, betrokkenen en geldstromen zijn te combineren zonder afbreuk te doen aan de efficiency van de uitvoering? Dit wordt verkend door pilots uit te voeren. De resultaten daarvan zijn input voor IRM. De Stuurgroep Deltaprogramma Maas heeft de deltacommissaris om een gezaghebbend advies gevraagd over de normering van dijktrajecten in de Limburgse Maasvallei, als bouwsteen voor de wettelijke evaluatie van de waterveiligheidsnormen in 2024. Het advies zal in 2021 gereed zijn.
Voor het rivierengebied is ook het nationale Kennisprogramma Zeespiegelstijging relevant (met name spoor 2). In het benedenstroomse deel van de rivieren zullen de effecten van zeespiegelstijging merkbaar zijn. Een gevolg van een hogere zeespiegel is onder meer ook dat er minder kansen ontstaan voor rivierverruiming en dat de afvoermogelijkheden uit het regionale watersysteem verslechteren (bijvoorbeeld rond Den Bosch).
Voor de voorkeursstrategie Zuidwestelijke Delta vormen de voorstellen voor de herijkte deltabeslissingen Waterveiligheid, Rijn-Maasdelta, Zoetwater en Ruimtelijke adaptatie de kaders. Naast klimaatbestendige veiligheid en zoetwatervoorziening vormt het werken aan een veerkrachtige ecologie mede de basis voor een vitale economie en een duurzame leefomgeving in de Zuidwestelijke Delta. Het werken aan een veerkrachtige ecologie is nodig om de nadelige effecten op de ecologie en waterkwaliteit van menselijke ingrepen, zoals de in de vorige eeuw uitgevoerde Deltawerken, te verminderen. De deltacommissaris stelt de volgende herijkte voorkeursstrategie Zuidwestelijke Delta voor:
1. Waterkeringen
Op basis van de huidige inzichten en de vigerende normen is het huidige stelsel van waterkeringen tot 2050 op orde. Het beheer en onderhoud van de waterkeringen blijft, ook wanneer sprake is van overhoogte of oversterkte, vanuit de ‘zorgplicht’ gehandhaafd op het huidige niveau. Voor de bescherming van de kust geldt daarbij ‘zacht (met zand) waar het kan, hard (met steen) waar het moet’. Daarbij wordt ruimte geboden aan maatwerk voor herstel van de estuariene natuur (beperkt getij, doorstroming, zoet-zoutovergangen, zandsuppleties).
Bij iedere dijkversterking wordt onderzocht of innovatieve dijken mogelijk zijn. Dit zijn dijken die op korte termijn ook kansen bieden voor natuur, recreatie, cultureel erfgoed, cultuurlandschap, ruimtelijke kwaliteit, wonen en aquacultuur of zilte teelten, en die op lange termijn bijdragen aan klimaatbestendigheid. De regionale partijen kunnen, samen met de waterkeringbeheerders, ruimtelijke ordeningsprojecten initiëren en bekijken of er kansen zijn om de waterveiligheid op de lange termijn te vergroten - bijvoorbeeld in het kader van het bestaande traject ‘Meer Met Dijken Doen’ en de aanpak van meerlaagsveiligheid.
2. Grevelingen en Volkerak-Zoommeer, inclusief Binnenschelde en Markiezaatsmeer
De voorkeursstrategie voor de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer is gericht op het verbinden van waterveiligheid en zoetwatervoorziening met ecologie en economie. De ambitie van de regionale partijen is om – met het oog op klimaatverandering - blijvende en robuuste oplossingen te vinden voor de waterveiligheid en de problemen met waterkwaliteit en onderwaternatuur in Grevelingen en Volkerak-Zoommeer. Voor zowel Volkerak-Zoommeer als Grevelingen zal onderzoek plaatsvinden naar de effecten van versnelde zeespiegelstijging en mogelijke maatregelen of alternatieven.
Duurzaam herstel van de waterkwaliteit van de deltarandmeren Binnenschelde en Markiezaatsmeer is essentieel voor stimulering van de regionale economische ontwikkeling en versterking van de ecologische samenhang van de Deltawateren.
3. Oosterschelde en Veerse Meer
De voorkeursstrategie voor de Oosterschelde is gericht op een toekomstbestendige optimalisatie van de huidige afsluitbare open stormvloedkering. De aanpak van de waterveiligheidsopgave draagt ook bij aan de bestrijding van de erosie van het intergetijdengebied ten gevolge van zandhonger en het economisch gebruik van de Oosterschelde. Er is sprake van een combinatie van drie maatregelen: aangepast beheer van de Oosterscheldekering (aanpassen sluitregime, fysieke aanpassingen), structurele plaat- en vooroeversuppleties in de Oosterschelde en (innovatieve) dijkversterkingen.
Om voorbereid te zijn, vindt in 2023 een nadere waterveiligheidsanalyse plaats op basis van de resultaten van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging en de beoordeling van de primaire waterkeringen.
Het peilbeheer voor het Veerse Meer, een gesloten bekken met een vrijwel vast peil, hangt sterk samen met het peilbeheer van de Oosterschelde. Een zeespiegelstijging van 35 cm is op te vangen met beheermaatregelen aan het doorlaatmiddel Katse Heule. Bij een zeespiegelstijging van meer dan 50 cm is het peilbeheer in het Veerse Meer lastiger te handhaven, wat gevolgen heeft voor de bebouwde buitendijkse gebieden en natuur en de polderwaterafvoer. Daarom wordt een toekomstbestendige waterveiligheidsstrategie voor het Veerse Meer uitgewerkt, in samenhang met de ontwikkeling van de Gebiedsvisie Veerse Meer en de keuzes voor de Oosterschelde.
4. Westerschelde
De voorkeursstrategie voor de Westerschelde is gericht op (innovatieve) dijkversterkingen in combinatie met een optimalisatie van de bagger- en stortstrategie. Het storten wordt lokaal ingezet om platen en vooroevers van de dijken aan te vullen met sediment. Dit draagt tegelijkertijd bij aan het meegroeien met de zeespiegel van golfdempend voorland en aan het behoud en de versterking van ecologisch waardevol areaal. Hierbij moeten de Westerschelde en het mondingsgebied in samenhang worden beschouwd. De Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie (VNSC) heeft in 2019, samen met de Schelderaad, een ‘roadmap’ voor het vervolg van de Agenda voor de Toekomst vastgesteld (periode 2019-2023). Daarin staan de gezamenlijke afspraken over het 2e onderzoeksprogramma en de langetermijnperspectieven Natuur en Toegankelijkheid en over de planning, participatie, communicatie en periodieke evaluatie.
5. Kust en Voordelta
De voorkeursstrategie Kust staat in paragraaf 6.6. Uitgangspunt is dat het kustfundament in evenwicht moet zijn met de zeespiegelstijging. Ook de getijdenwateren die met de zee in open verbinding staan, de Oosterschelde en Westerschelde, moeten in evenwicht zijn met de zeespiegelstijging. Gezien de kans op versnelde zeespiegelstijging en de onzekerheden, is het van belang om alternatieve waterveiligheidsmaatregelen te onderzoeken en te beoordelen op hun kansrijkheid. Het gaat - in het kader van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging - onder meer om het combineren van harde maatregelen (zoals vooroeverbestortingen) en zachte maatregelen om de ruimte voor suppletiezand op de stranden die grenzen aan een geul te vergroten. Daarnaast zal een sedimentstrategie nodig zijn, niet alleen voor de kust, maar ook voor alle deltawateren. De mogelijke extra ruimtereservering die nodig is voor de toekomstige suppleties en de eventuele zee- en/of landwaartse versterkingen, zal gevolgen hebben voor de ruimtelijke ordening van strand en duingebied. Ook heeft deze ruimtereservering gevolgen voor de beschikbare ruimte voor onder meer recreatie en natuurbescherming. Welke gevolgen dit zijn, en wanneer knikpunten* optreden, moet verkend worden. Daarbij is het van belang om versterkingen in een vroeg stadium te betrekken bij plannen in de ruimtelijke ordening voor strand, duingebied en het achterland.
De zoetwaterstrategie in de Zuidwestelijke Delta is gericht op het behoud - en waar mogelijk optimalisatie - van de bestaande zoetwatervoorziening in gebieden met en zonder aanvoermogelijkheden. Tegelijkertijd richt de strategie zich op verbetering van de ecologie met zoet-zoutovergangen. De aanvoermogelijkheid via Biesbosch-Hollandsch Diep-Haringvliet speelt daarin een cruciale rol en biedt de regio een gunstige concurrentiepositie voor landbouw en industrie. Om de ambitie te kunnen realiseren moeten sommige inlaatpunten oostwaarts worden verplaatst, wordt het regionale systeem robuuster ingericht (Krekensysteem) en moeten watergebruikers het zoetwatergebruik in hun bedrijfsvoering optimaliseren.
Belangrijke ontwikkeling voor de regio is dat de ministers van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) eind 2019 hebben besloten om in de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) tot 2032 geen maatregelen te programmeren voor het zout maken van het Volkerak-Zoommeer. De ambitie van Rijk en regio voor een klimaatrobuuste zoetwatervoorziening rond het Volkerak-Zoommeer blijft staan. Deltares doet in 2020 onderzoek naar de klimaatrobuustheid van het Volkerak-Zoommeer. Op basis van de resultaten wordt bepaald of een gebiedsproces van start gaat en wat de kaders daarvoor zijn. De uitkomsten van het Deltares-onderzoek vormen mede input voor het zoetwatermaatregelenpakket van de regio voor de komende planperiode.
Met name in Zeeuwse gebieden zonder aanvoermogelijkheden zet de regio in op innovatieve maatregelen om het vasthouden en opslaan van zoetwater te versterken. Dit gebeurt onder meer door zoetwater te bufferen in de bodem en de vraag naar zoetwater te verkleinen (Proeftuin Zoet Water Zeeland).
De bestaande strategie is voor de komende decennia voldoende robuust en vormt in de planperiode tot en met 2021 de basis voor de uitvoering van maatregelen die als ‘altijd goed’ kunnen worden beschouwd. Voor de planperiode 2022-2027 wordt ingezet op aanvullend onderzoek om onder meer onzekerheden te verkleinen. Daarnaast is meer aandacht nodig voor een gebiedsdekkende uitrol van succesvolle maatregelen uit de Proeftuin. Provincie Zeeland is gestart met de voorbereiding van een Zeeuws Deltaplan Zoetwater 2021. Dit plan bevat een breed gedragen strategie met leidende principes om ervoor te zorgen dat Zeeland in 2050 weerbaar is tegen zoetwatertekorten.
In de Zuidwestelijke Delta zijn twee werkregio’s voor Ruimtelijke adaptatie: Zeeland en Goeree-Overflakkee. Het gebied Noord-Brabant West is onderdeel van de Zuidwestelijke Delta, maar rapporteert via het gebied ‘Hoge Zandgronden Zuid’ (provincie Noord-Brabant en Limburg) afzonderlijk aan de deltacommissaris.
De Zeeuwse aanpak
Gezien de brede en complexe opgave die op Zeeland afkomt, is samenwerking cruciaal. De Zeeuwse partijen hebben een Plan van Aanpak Klimaatadaptatie Strategie Zeeland opgesteld en een convenant ondertekend. Het plan van aanpak geeft invulling aan de ambities van het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie en beschrijft hoe een gezamenlijke klimaatadaptatiestrategie tot stand komt.
De hoofdlijnen zijn:
In de Zeeuwse aanpak wordt ruimtelijke adaptatie in nauwe samenhang bezien met de zoetwatervoorziening en meerlaagsveiligheid. Belangrijke opgaven voor de zoetwatervoorziening zijn het samenbrengen van het neerslagtekort en neerslagoverschot, omgaan met droogte en de bijbehorende ruimtevraag. Daarom wordt een Zeeuws Deltaplan Zoetwater opgesteld; dit is weer input voor de Klimaatadaptatie Strategie Zeeland. In het kader van het thema overstromingen krijgt de aanpak van meerlaagsveiligheid expliciete aandacht. Daarbij krijgt laag 2 (gevolgbeperkende maatregelen in de ruimtelijke inrichting) onder meer invulling met de normering van het regionale stelsel van waterkeringen en het opstellen van een afwegingskader voor locatiekeuze en inrichting van vitale en kwetsbare functies. Voor de aanpak van laag 3 (crisisbeheersing) werken de Zeeuwse overheden en de Veiligheidsregio Zeeland samen aan crisis- en evacuatieplannen.
Aanpak Goeree-Overflakkee
Goeree-Overflakkee heeft in 2018 de stresstest uitgevoerd en in 2019 is de risicodialoog gevoerd met stakeholders. Dit resulteert in een adaptatiestrategie in 2020, inclusief het daarbij behorende maatregelenpakket. Dit maatregelenpakket wordt vervolgens verankerd in onderliggende plannen, zoals het Programma Stedelijk Water. Burgers zijn in het najaar van 2019 geconsulteerd. Dit traject is gecombineerd met de participatie voor de Transitievisie Warmte (TVW) en de regionale energiestrategie (RES). Op die manier wil de gemeente in één traject haar burgers adviseren en ondersteunen bij de verschillende duurzaamheidsambities. Los daarvan anticipeert bijvoorbeeld de agrarische sector via concrete acties op de gevolgen van droogte.
In de Zuidwestelijke Delta monden de Rijn, de Maas en de Schelde uit in zee. Na de overstromingsramp van 1953 hebben de Deltawerken de waterveiligheid in dit gebied weer op orde gebracht, onder meer door de kustlijn sterk te verkorten. Hierbij zijn verschillende waterbekkens ontstaan: zoet en zout, met en zonder getij. De Deltawerken hebben ook nieuwe problemen veroorzaakt, zoals (blauw)algenbloei in het Veerse Meer*, het Volkerak-Zoommeer en de deltarandmeren (Binnenschelde en Markiezaat), zandhonger in de Oosterschelde en een zuurstofloze bodem in de Grevelingen. Deze problemen hebben negatieve effecten op de duurzame ontwikkeling van de regionale economie. De bestuurders in de Zuidwestelijke Delta stellen klimaatbestendig en veilig, ecologisch veerkrachtig en economisch vitaal bij toekomstige ontwikkelingen centraal. De verwachte versnelde zeespiegelstijging heeft gevolgen voor de houdbaarheid van de huidige veiligheidsstrategie. Dit is in de eerste zesjaarlijkse herijking van de strategie bekeken. Het blijkt urgent om een kennisprogramma te starten dat de knikpunten en mogelijke adaptatiepaden voor de Zuidwestelijke Delta in beeld brengt.
De huidige strategie is robuust tot 2050 en er is voldoende tijd om nieuw beleid te ontwikkelen dat inspeelt op een onzekere toekomst door klimaatverandering. Wel is kennisontwikkeling urgent, met name op het gebied van zeespiegelstijging. Een versnelde zeespiegelstijging (tot 2 of 3 meter in 2100) kan ertoe leiden dat de keuzemomenten voor aanpassing van de strategie zich eerder aandienen dan was voorzien, zelfs nog vóór 2050. Een nieuw kennisprogramma Zuidwestelijke Delta brengt de langetermijnalternatieven voor de hele Zuidwestelijke Delta in beeld. In dit programma wordt de hele regio in samenhang en integraal benaderd en komen de noodzaak en mogelijkheden van grotere ingrepen tussen 2050 en 2100 aan bod.
De huidige strategie houdt grotendeels stand tot een zeespiegelstijging van 1 meter in 2100. Wel is dan een intensivering van enkele maatregelen nodig, zoals dijkversterkingen, zandsuppleties en zoetwatermaatregelen. Bij een zeespiegelstijging tussen de 1 en 2 meter komen diverse knikpunten in beeld, met name door de gevolgen voor natuur, economie en het waterbeheer.
De snelheid van de zeespiegelstijging is bepalend voor het moment waarop de strategie aangepast moet worden. Tussen 2050 en 2100 zijn mogelijk grotere ingrepen nodig. Zo zal bij een zeespiegelstijging van 1,25 meter de Oosterscheldekering bijna 100 keer per jaar dicht moeten, wat consequenties heeft voor natuur, landschap, ruimtegebruik en economie.
De uitwerking van het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie is een nieuw onderdeel in deze hernieuwde strategie.
De afgelopen zes jaar zijn onder meer de volgende resultaten en mijlpalen bereikt met de uitvoering van het Deltaprogramma in de Zuidwestelijke Delta:
De komende zes jaar gaan projecten en activiteiten in uitvoering om de deltabeslissingen en de voorkeursstrategie voor de Zuidwestelijke Delta verder te verwezenlijken. De initiatiefnemers van de projecten en activiteiten benutten zoveel mogelijk kansen om te komen tot een toekomstbestendig watersysteem, door de drie opgaven van het Deltaprogramma in samenhang aan te pakken en waar mogelijk te verbinden met klimaatmitigatie, circulaire economie en andere transities. In het traject naar een Gebiedsagenda Zuidwestelijke Delta 2050 wordt in 2020 gewerkt aan beelden voor de toekomst en de daarbij behorende mogelijke handelingsperspectieven.
Enkele bijzondere mijlpalen en resultaten zijn;
Het volledige overzicht van projecten en activiteiten staat in Deltaplan Waterveiligheid (3.5), Deltaplan Zoetwater (4.5) en Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (5.5).
De afgelopen jaren hebben de verschillende onderzoeken en kennistrajecten nieuwe kennis en kennisvragen opgeleverd over het functioneren van de watersystemen. Voor de vraagstukken over de effecten van versnelde zeespiegelstijging en toekomstige zoetwatervoorziening zal het landelijke Kennisprogramma Zeespiegelstijging in het kennisspoor 2 ‘systeemverkenningen’, de effecten voor de Zuidwestelijke Delta in beeld brengen, vanuit de landelijke keuzes voor de hoofdwatersystemen (zeespiegelstijging, rivierafvoeren en waterverdeling).
Centrale onderzoeksvragen voor de Zuidwestelijke Delta betreffen het in beeld brengen van de knikpunten voor de gebruiksfuncties ten gevolge van zeespiegelstijging. Een andere vraag is welke handelingsperspectieven en maatregelen mogelijk zijn. Gebiedsspecifieke kennisvragen over zoetwater staan in het Deltaplan Zoetwater. De kennisvragen over de meer integrale opgaven voor het gebied worden opgenomen in het nog te ontwikkelen kennisprogramma Zuidwestelijke Delta, als regionale uitwerking van en inbreng in het Kennisprogramma Zeespiegelstijging.
Voor de voorkeursstrategie Kust vormen de voorstellen voor de herijkte deltabeslissing Waterveiligheid en de beslissing Zand het kader. De deltacommissaris stelt voor de voorkeursstrategie voor de Kust grotendeels te handhaven:
De adaptieve waterveiligheidsstrategie ‘zacht waar het kan (gebruikmaken van zandsuppleties), hard waar het moet’ blijft gehandhaafd. Daarmee kan de kust gemakkelijk meegroeien met de zeespiegelstijging. Zandsuppleties dragen ook bij aan een aantrekkelijke kust met mogelijkheden voor recreatie en toerisme.
Uitgangspunt blijft de integrale opgave uit de Nationale Visie Kust (2013): een veilige, aantrekkelijke en economisch sterke kust door de veiligheidsopgave en ruimtelijke ambities met elkaar te verbinden.
De strategie bevat een nieuwe werkwijze om de waterveiligheidsopgave en ruimtelijke ontwikkelingen met elkaar te verbinden, met maatwerk per locatie. Als op een bepaalde locatie binnen vijftig jaar een ruimtelijke ontwikkeling en een veiligheidsopgave spelen die een relatie met elkaar hebben, onderzoeken de partijen gezamenlijk de mogelijkheden: zeewaarts, landwaarts of consolideren. Het resultaat stellen ze vast in een ‘meegroeiconcept’. Met de keuze voor het meegroeiconcept wordt het mogelijk maatregelen uit te werken voor de ruimtelijke ambities (die over het algemeen eerder spelen) en daarbij rekening te houden met de eisen voor waterveiligheid op lange termijn.
De kustzone bestaat uit strand, duinen, dijken en kustplaatsen met veel verschillende functies. De waterkeringen langs de kust zijn op dit moment op orde, maar getijdenwerking en zeespiegelstijging veroorzaken structurele erosie rond de kustlijn. Zonder regelmatige zandsuppleties zou Nederland langs de hele kustlijn gemiddeld één meter land per jaar verliezen. De focus ligt dan ook op behoud van het areaal van de kustzone. Daarnaast vinden zandsuppleties plaats om de hoeveelheid zand in het kustfundament structureel in evenwicht te houden. Als de zeespiegel in de toekomst sneller stijgt, zijn meer zandsuppleties nodig. Op lange termijn kan het noodzakelijk zijn dijken of duinen te versterken. De uitdaging is om de kustzone daarbij veilig, aantrekkelijk en economisch sterk te houden. Nieuwe concepten, zoals dynamisch kust- en duinbeheer, bieden goede perspectieven voor zowel waterveiligheid als andere functies. Een voorbeeld is de Zandmotor voor de kust van Zuid-Holland.
De strategie voor de Kust blijft grotendeels ongewijzigd. Een mogelijke versnelling van de zeespiegelstijging kan op lange termijn (na 2050) wel tot wijzigingen leiden (zie ook beslissing Zand in hoofdstuk 3).
De verbinding tussen waterveiligheid en ruimtelijke ambities is en blijft belangrijk voor de kustzone. De inzet van de vorige deltabeslissing was die verbinding tot stand te brengen in zeventien ‘kustparels’. De afgelopen jaren is gebleken dat de aanpak met de kustparels niet effectief is, omdat de opgaven voor waterveiligheid en voor ruimtelijke ambities te ver uit elkaar lagen. De waterveiligheid van de kust is op orde, zodat er geen aanleiding is om waterveiligheidsmaatregelen met ruimtelijke opgaven te verbinden. De ambities voor wonen en recreatie bleken niet sterk genoeg om de beoogde integrale ontwikkeling tot stand te brengen. De herijkte strategie geeft daarom een enigszins aangepaste werkwijze waarmee de verbinding standaard onderdeel wordt bij alle ruimtelijke ontwikkelingen in de kustzone. Het concept ‘Kustparels’ komt te vervallen en daarvoor in de plaats wordt voor iedere plaats langs de kust waar ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden onderzocht of kustwaterveiligheid integraal onderdeel van het proces kan zijn. Vertegenwoordigers van het Kustpact en Deltaprogramma Kust bekijken hoe kustgemeenten bij ruimtelijke ambities automatisch de koppeling kunnen maken met de waterveiligheidsopgave, bijvoorbeeld via de provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies.
De afgelopen zes jaar zijn onder meer de volgende resultaten en mijlpalen bereikt met de uitvoering van het Deltaprogramma in de Kust:
De komende zes jaar gaan projecten en activiteiten in uitvoering om de voorkeursstrategie voor de Kust te verwezenlijken.
Enkele bijzondere mijlpalen:
Eind 2020 levert het programma Kustgenese 2.0 een beleidsadvies op over de suppletiestrategie. Het advies gaat onder meer in op de hoeveelheid zand die op lange termijn nodig is, waar en wanneer dat zand nodig is, wat de beste manier is om het zand toe te voegen aan de kust en welke aanvullende onderzoeken nodig zijn om de suppletiestrategie verder te verbeteren. Het advies wordt gebaseerd op tussenresultaten van onderzoeken naar de ontwikkeling van de kust op lange termijn, de pilotsuppletie Buitendelta Amelander Zeegat en ecologische monitoring.
In 2021 vindt de evaluatie plaats van de Zandmotor, een innovatieve zandsuppletie voor de kust van Zuid-Holland. De resultaten zijn mogelijk te gebruiken om de suppletiestrategie te optimaliseren.
In de periode 2021-2027 blijft de kustlijn in stand door suppleties uit te voeren. Vooralsnog is het de verwachting dat in deze periode 12 miljoen m3 zand per jaar gesuppleerd zal worden.
In 2024 is het project Innovaties in de kustlijnzorg (IKZ) gereed. Dit project van Rijkswaterstaat heeft als doel nieuwe technieken te ontwikkelen om de kustlijnzorg duurzamer te maken. Het project levert naar verwachting bruikbare innovaties op die vervolgens in de praktijk getest kunnen worden. Voor het ontwikkelen van de innovaties is € 18 miljoen beschikbaar in het Deltafonds. De ambitie is dat uiterlijk in 2030 geen broeikasgassen meer vrijkomen bij het kustonderhoud.
Het volledige overzicht van de geprogrammeerde suppleties is te zien in het Uitvoeringsprogramma Kustlijnzorg.
Het onderzoek over de Kust in de periode 2021-2026 staat in de Kennisagenda van het Deltaprogramma.* Belangrijke kennisvragen gaan over de onzekerheden rond de verwachte (versnelde) zeespiegelstijging. In het Kennisprogramma Zeespiegelstijging wordt onderzocht hoe deze onzekerheden te verkleinen zijn. De bijdrage van smeltend ijs op Antarctica speelt daarbij een dominante rol. De resultaten van het onderzoek zijn van belang om vast te stellen hoe lang de huidige zandige strategie houdbaar is. Op dit moment is het de verwachting dat een mogelijke versnelling van de zeespiegelstijging niet voor 2050 optreedt en dat de zandige strategie in ieder geval tot 2050 houdbaar is.*
Voor de voorkeursstrategie Waddengebied vormen de voorstellen voor de herijkte deltabeslissing Waterveiligheid en beslissing Zand de kaders. De deltacommissaris stelt voor de huidige strategie te handhaven:
Wel zijn enkele intensiveringen nodig:
Het Waddengebied bestaat uit de Noord-Hollandse, Friese en Groningse vaste wal langs de Waddenzee, de Waddeneilanden, de Waddenzee en de Eems-Dollard. De Noordzeekustzone bestaat uit het kustfundament en de buitendelta’s van de zeegaten en valt onder het Kustgebied. De twee gebieden zijn morfologisch en ecologisch met elkaar verbonden; daarom zijn de programma’s onderling op elkaar afgestemd.
Het intergetijdengebied - met de Waddeneilanden, de zandplaten en kwelders - vormt een buffer tegen de hoge golven van de Noordzee. Het is van belang deze bufferende werking met natuurlijke oplossingen te behouden. De Waddenzee, de duingebieden op de eilanden en de Noordzeekustzone zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. De Waddenzee staat - vanwege de geologische, ecologische en cultuurhistorische waarde - op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.
Langs de vaste wal van de Waddenzee en op de eilanden bieden waterkeringen bescherming tegen overstromingen. Zo’n honderd kilometer van deze waterkeringen voldoet momenteel niet aan de wettelijke normen. Een deel van de dijken beschermt de gasrotonde. Voor dit dijktraject geldt een hogere beschermingsnorm.
De opgave is om het Waddengebied duurzaam veilig te houden en tegelijkertijd de maatschappelijke, ecologische en overige waarden te behouden. Deze opgave kan uitdagender worden bij een veranderend klimaat.
Met de huidige strategie en maatregelen kunnen de gevolgen van de nu voorspelde zeespiegelstijging de komende decennia worden opgevangen. Wel zijn enkele intensiveringen nodig die hieronder zijn toegelicht.
Het ontwikkelen van systeemkennis over de Waddenzee krijgt een extra impuls. De Waddenzee en Eems-Dollard groeien mee met de zeespiegelstijging door onder meer sedimenttransport en de ontwikkeling van ‘biobouwers’ zoals schelpdierbanken, zeegrasvelden en kwelders. Hierdoor behouden beide gebieden hun bufferende werking. Op grond van de huidige kennis zijn tot 2050 geen aanvullende maatregelen nodig om deze bufferende werking in stand te houden. Meer systeemkennis moet duidelijk maken of de Waddenzee en Eems-Dollard ook op langere termijn kunnen blijven meegroeien, als de zeespiegel mogelijk sneller gaat stijgen. Er zijn kennisvragen voorgelegd aan de Waddenacademie en ingebracht in het Kennisprogramma Zeespiegelstijging.
De integrale aanpak van dijkversterkingen voor de vaste wal door middel van innovatieve dijken wordt verder ontwikkeld. Innovatieve dijken sluiten - waar mogelijk - aan bij gebiedsontwikkelingen en creëren meerwaarde voor natuur, recreatie, landschap, cultureel erfgoed en de regionale economie. Het is de bedoeling om dit ook te onderzoeken via de Trilaterale Research Agenda. In de Projectoverstijgende Verkenning (POV) Waddenzeedijken (2015-2019) zijn diverse innovatieve en historische dijkversterkingen verkend. Voorbeelden hiervan zijn het toepassen van lokaal gerijpte klei in een brede groene dijk langs de Dollard en het toepassen van een dubbele dijk met een zilte overgangszone bij de dijkversterking Eemshaven-Delfzijl. Door de dijkversterkingen met beleid uit te voeren, kon de historische dijkversterking met Noorse Steen* en bijzondere korstmossen behouden blijven. In samenwerking met de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) worden de dijkverbeteringen Lauwersmeer-Vierhuizergat en Koehool-Lauwersmeer zo ontwikkeld dat ze én de waterveiligheid én de ecologie van de Waddenzee en Eems-Dollard verbeteren.
Voor ieder Waddeneiland wordt een integrale waterveiligheidsstrategie opgesteld. Hierbij wordt ook het langetermijn-kustbeheer betrokken. De integrale strategieën betreffen de waterveiligheid (primaire waterkeringen met zandsuppletie, dynamisch kustbeheer, kwelderontwikkeling, innovatieve dijkconcepten), een klimaatadaptieve en waterrobuuste ruimtelijke inrichting en crisisbeheersing. Ook is er aandacht voor ‘slimme combinaties’, de toename van de kans op een overstroming en de risico’s voor infrastructuur in buitendijkse gebieden. Het streven is om voor 2025 de integrale strategie per eiland te hebben vastgesteld. Bij een versnelde zeespiegelstijging kunnen de risico’s in de buitendijkse gebieden een knelpunt worden. Mogelijk zullen dan verdergaande maatregelen nodig zijn.
Nader onderzoek is nodig om te kunnen bepalen of droogte en verzilting onderdeel moeten zijn van de strategieën voor de Waddeneilanden. De resultaten worden meegenomen in de volgende zesjaarlijkse herijking.
De afgelopen zes jaar zijn onder meer de volgende resultaten en mijlpalen bereikt met de uitvoering van het Deltaprogramma in het Waddengebied:
De komende zes jaar gaan projecten en activiteiten in uitvoering om de voorkeursstrategie voor het Waddengebied te verwezenlijken.
Bij de dijkversterking Lauwersmeer-Vierhuizergat doen zich meerdere meekoppelkansen voor: natuurlijke overgangen tussen Waddenzee en dijk, onderwaternatuur, zoet-zoutgradiënten en vismigratie. Een integrale uitvoering brengt én de waterveiligheid op orde én verbetert in deze dijkzone de ecologische waterkwaliteit en natuur van de Waddenzee. Realisatie is naar verwachting vanaf 2023.
Wetterskip Fryslân versterkt 47 kilometer Waddenzeedijk tussen buurtschap Koehool (boven Tzummarum) en het Lauwersmeer. Het Rijk stelt PAGW-middelen beschikbaar voor een integrale uitvoering, die leidt tot de gewenste waterveiligheid en het versterken van de ecologische waterkwaliteit en de natuur van de Waddenzee. In dit samenwerkingsproject verkennen het Wetterskip en het Rijk de mogelijkheden voor toepassing van innovatieve dijkconcepten, in combinatie met mogelijkheden voor natuurlijkere overgangen tussen land en water, zoet-zoutgradiënten en vismigratie. In deze verkenning worden ook de mogelijkheden voor koppeling met de watersysteemmaatregelen van het project Holwerd aan Zee onderzocht. De verkenning en planvorming duren naar verwachting tot en met 2023, waarna de uitvoering kan starten.
In het kader van het project WAVE 2020 maken de drie veiligheidsregio’s in dit gebied (Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, Veiligheidsregio Fryslân en Veiligheidsregio Groningen) een impactanalyse van overstromingen door het bezwijken van een waterkering of door ernstige wateroverlast. Deze analyse geeft inzicht in de te nemen ruimtelijke adaptatiemaatregelen en in de gevolgen voor de leefbaarheid in het getroffen gebied op korte en lange termijn.
Het volledige overzicht van projecten en activiteiten is te zien in Deltaplan Waterveiligheid (3.4). Bij dijkversterkingen worden, waar dat zinvol is, de innovatieve concepten uit de POV Waddenzeedijken toegepast.
In de Agenda voor het Waddengebied 2050 staat een gezamenlijke koers en bijbehorende agenda van overheden, natuurorganisaties, visserijorganisaties en de samenwerkende havens voor het Waddengebied. Deze gebiedsagenda bundelt bestaande ambities, doelen en strategieën van Rijk en regio, scherpt deze aan waar dat kan en benoemt de belangrijkste opgaven en bijbehorende dilemma’s die door nieuwe ontwikkelingen op het Waddengebied afkomen. Waar mogelijk en nodig bevat de agenda beleidskeuzen. Daarmee vormt deze gebiedsagenda het vertrekpunt voor beleid en beheer, en een gezamenlijke agenda voor de keuzen en opgaven waar partijen gezamenlijk voor staan in het Waddengebied.
Het onderzoek over het Waddengebied in de periode 2021-2026 staat in de Kennisagenda van het Deltaprogramma. Belangrijke kennisvragen zijn:
Voor de voorkeursstrategie Hoge Zandgronden vormen de voorstellen voor de herijkte deltabeslissingen Zoetwater en Ruimtelijke adaptatie het kader. De deltacommissaris stelt voor de voorkeursstrategie voor de Hoge Zandgronden als volgt aan te passen:
Op de Hoge Zandgronden krijgt de transitie naar actief grondwaterbeheer een impuls, op lokaal en regionaal niveau en als onderdeel van een bredere klimaataanpak. De aanpak om weerbaar te worden tegen watertekorten richt zich op conserveren, aanvoeren en accepteren/adapteren.
De strategie is ‘samen, integraal en gebiedsgericht’. De opgaven voor waterbeschikbaarheid en ruimtelijke adaptatie worden in samenhang opgepakt.
Hoge zandgronden komen in Nederland voor in Drenthe, het oosten van Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg. Karakteristiek voor deze gebieden is dat ze doorsneden zijn door beekdalen. Ze bestaan uit een mozaïek van goed ontwikkelde en kapitaalintensieve landbouwgronden, minder kapitaalintensieve landbouwgronden en waardevolle natte en droge natuurgebieden. Een groot deel van de Hoge Zandgronden ontvangt geen of beperkt zoetwater uit het hoofdwatersysteem. Drinkwaterbedrijven, voedingsmiddelenbedrijven, andere industrieën en landbouwers gebruiken diep en ondiep grondwater voor hun bedrijfsprocessen. De Hoge Zandgronden hebben al tientallen jaren te kampen met verdrogingsproblemen. Bij snelle klimaatverandering nemen de watertekorten verder toe, dalen de grondwaterstanden en kunnen beekdalen droogvallen. Met name de landbouw, het stedelijk gebied en de natuur ondervinden hier schade van. Ook kan de waterkwaliteit verslechteren.
De Hoge Zandgronden beslaan circa 50% van het Nederlandse landoppervlak. Hier woont 45% van de bevolking en 40% van de beroepsbevolking; 40% van de toegevoegde waarde komt hier tot stand. Daarnaast herbergen de Hoge Zandgronden 70% van de Nationale Parken, 55% van de Natura 2000-gebieden en 50% van de Nationale Landschappen.
De belangrijkste toevoeging ten opzichte van de strategie uit Deltaprogramma 2015 is actief grondwaterbeheer. Hiermee krijgt een van de adviezen van de Beleidstafel Droogte invulling. De droogte in 2018 en 2019 had met name op de Hoge Zandgronden grote gevolgen.
Een andere aanpassing is dat de opgaven voor zoetwater en ruimtelijke adaptatie in samenhang worden opgepakt. De afgelopen jaren werd steeds duidelijker dat de gevolgen van extreem weer op de Hoge Zandgronden zo’n samenhangende aanpak noodzakelijk maken. Daarom is in het regionaal bestuurlijk overleg voor Limburg en Noord-Brabant besloten in 2020 één strategie en aanpak vast te stellen voor zoetwater en klimaatadaptatie samen (Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie Zuid-Nederland).
Om tot maximale synergie te komen, worden doelen, instrumenten en middelen samengebracht in gebiedsgerichte dialogen. Op die manier komen ook ingrijpende oplossingen binnen bereik, zoals het aanpassen van het landgebruik. De gebiedsgerichte aanpak wordt ondersteund met oplossingen voor generieke knelpunten die overal op de Hoge Zandgronden aan de orde zijn zoals peilgestuurde drainage en bodemmaatregelen in de land- en tuinbouw, waterconservering in het landelijk gebied en infiltratie van hemelwater in het stedelijke gebied.
De afgelopen zes jaar zijn onder meer de volgende resultaten en mijlpalen bereikt met de uitvoering van het Deltaprogramma op de Hoge Zandgronden:
De komende zes jaar gaan projecten en activiteiten in uitvoering om de voorkeursstrategie voor de Hoge Zandgronden te verwezenlijken. De maatregelen richten zich op aanpassing van het watersysteem, het watergebruik en het landgebruik. Enkele bijzondere mijlpalen:
De afgelopen jaren lag het accent op het benutten van kansen en geen-spijtmaatregelen. De komende periode wordt de effectiviteit groter door maatregelen te verbinden. De aanpak voor zoetwater en ruimtelijke adaptatie wordt geïntegreerd in enkele tientallen grotere, samenhangende gebieden. Het bufferen van water op de Hoge Zandgronden helpt tegen droogte en wateroverlast en bevordert de waterkwaliteit. Dit gebeurt in dialoog met betrokken partners en in afstemming met andere opgaven, zoals de energietransitie, de agrarische transitie, het omgevingsbeleid en opgaven voor economie, leefbaarheid en gezondheid.
Begin 2021 vindt besluitvorming plaats over het maatregelenpakket voor fase 2 van Deltaplan Zoetwater. Dit pakket, dat naar verwachting ook maatregelen voor de Hoge Zandgronden bevat, wordt opgenomen in Deltaprogramma 2022. De uitvoering van deze maatregelen vindt plaats in de periode 2022-2027. De partners hebben aangegeven welke zoetwatermaatregelen ze willen treffen om toe te werken naar de doelen van het Deltaprogramma voor 2050. Voor deze maatregelen stellen ze de komende zes jaar 75% cofinanciering beschikbaar.
Het volledige overzicht van activiteiten en projecten op de Hoge Zandgronden is te zien in Deltaplan Zoetwater (4.5) en Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (5.5). De initiatiefnemers van de projecten en activiteiten benutten zoveel mogelijk kansen om te komen tot een toekomstbestendig watersysteem, door de opgaven van het Deltaprogramma in samenhang aan te pakken en waar mogelijk te verbinden met klimaatmitigatie, circulaire economie en andere transities.
Het onderzoek over de Hoge Zandgronden in de periode 2021-2026 staat in de Kennisagenda van het Deltaprogramma. De regio’s Zuid en Oost werken aan deze vragen in het kennisprogramma TKI-KLIMAP (het vervolg van Lumbricus, het onderzoeksprogramma voor een klimaatrobuust bodem- en watersysteem). De regio’s Zuid en Oost gaan de KNMI-scenario’s en de nationale knelpuntenanalyse vertalen naar de regio Hoge Zandgronden.
U kunt het Deltaprogramma 2021 zelf als pdf downloaden en printen, of u kunt geprinte en gebonden exemplaren bestellen